Op het eerste gezicht is Khazar Fatemi, in Zweden een bekend TV-journaliste, even zorgeloos als getalenteerd en mooi. Maar persoonlijke opoffering en strijd hebben diepe wonden geslagen in haar familie. In haar in Afghanistan opgenomen documentaire Where My Heart Beats [en – alle links] komen ze met een geweldige kracht weer naar boven.
Fatemi werd geboren in 1983. Haar ouders, die in het Koerdische verzet tegen het Iraanse regime zaten, ontvluchtten het geweld in hun tweede vaderland Afghanistan en vertrokken naar Zweden toen Fatemi acht jaar was.
In die tijd hadden de moedjahedien [fundamentalistische, islamitische strijders] de Sovjetinval afgeslagen en kwam het land terecht in een neerwaartse spiraal van burgeroorlogen. Fatemi kreeg een onstilbare heimwee naar de Afghaanse hoofdstad Kabul, waar ze haar kindertijd had doorgebracht en voelde zich schuldig omdat ze er, in tegenstelling tot veel van haar vrienden, in was geslaagd de bloedige oorlogen van het land te ontvluchten.
In de documentaire Where My Heart Beats wordt met een lach en een traan het verhaal verteld van Fatemi's terugkeer naar een heel ander Kabul. De authenticiteit van de documentaire werd na vertoning op internationale filmfestivals zoals het IDFA en het Raindance Film Festival internationaal geprezen.
Haar reis was zowel de reis van een verslaggeefster – om te zien hoe het land was veranderd – als een persoonlijke reis, op zoek naar personen uit haar jeugd. De belangrijkste zoektocht, naar haar beste vriendin, was echter tevergeefs. Fatemi is nooit te weten gekomen wat er met haar vriendin is gebeurd.
Global Voices had onlangs een gesprek met Fatemi waarin veel onderwerpen ter sprake kwamen; de moeilijkheden van het leven in Europa voor mensen die geboren zijn in landen met een moslimmeerderheid, haar kindertijd, en het turbulente verleden en heden van Afghanistan.
Nevena Borisova (NB): Hoe is het om een moderne vrouw te zijn wiens identiteit is geworteld in een sterk traditionele maatschappij?
Khazar Fatemi (KF): Mijn familie ontvluchtte in de jaren tachtig Iran, omdat ze de vrijheid wilden behouden die ze van hun ouders hadden gekregen, ondanks hun eigen religieuze achtergrond […] Mijn grootouders waren moslims, maar waren ook van mening dat iedereen het recht heeft om zijn eigen keuze te maken als het over leven en geloofsopvattingen gaat. Voor mij is het dus belangrijk om van die vrijheid gebruik te maken. De vrijheid waar mijn ouders zo hard voor hebben gevochten, inclusief [hun strijd] tegen het regime, dat hen geen andere keuze liet dan hun thuis te verlaten. Vijfendertig jaar lang waren ze niet in staat geweest om terug te keren.
De grootste uitdaging voor mij is niet dat ik uit een traditionele maatschappij kom. Voor mij was dat de Zweedse maatschappij die maar vragen blijft stellen over mijn buitenlandse naam en mijn uiterlijk. Ik heb tien keer harder moeten werken om mezelf te bewijzen, ondanks het feit mijn Zweeds perfect is. God weet wat mijn moeder heeft moeten doorstaan vanwege haar accent.
NB: In de documentaire vertel je dat op de reizen van jouw team rondom Kabul er regelmatig voorzorgsmaatregelen werden getroffen in verband met de veiligheid, zoals het controleren op bommen enz. Hoe ging je om met het gevoel van angst?
De angst is altijd aanwezig, maar onder toezicht is het mogelijk te reizen. Ik heb mijn best gedaan om met mensen te werken die wisten wat veilig was, maar ook de plaatselijke maatschappij, cultuur, traditie en religie kennen. We hebben geprobeerd om de auto niet ongezien achter te laten en zo vaak als we konden onopvallend te reizen. We bleven nergens lang en hebben zelfs van auto gewisseld als het mogelijk was. Tegelijkertijd, is er nog nooit zo goed op mij gepast [als door mijn team]. Zelfs toen ik ziek werd, hebben ze heel goed voor mij gezorgd. Ze zeiden steeds weer dat ik hun gast was.
NB: De manier waarop de documentaire is opgenomen, voelt heel authentiek, iedere emotie is vastgelegd. Kun je vertellen hoe je op het idee kwam om de documentaire te maken en hoe het verder ging?
KF: Als je een documentaire maakt, heb je een beeld voor ogen. Maar, we hadden geen script en lieten op goed geluk de camera draaien. Ik vroeg me voortdurend af wat er was gebeurd met degenen die niet de kans hadden gehad om te vluchten toen de oorlog uitbrak. Ik vroeg me af wat er met mijn beste vriendin Marim was gebeurd, met mijn docenten, met de bakker in onze buurt. Ik zat dus met heel veel vragen waarop ik een antwoord zocht. Misschien wilde ik mijn eigen schuldgevoel verzachten, dat naarmate ik ouder werd steeds groter werd. Ik heb altijd geweten dat ik op een gegeven moment terug zou keren, dus waarom zou ik er geen documentaire over maken? Ik ben naar mijn televisiemaatschappij gestapt en heb gevraagd of ik technisch materieel kon lenen.
Ik heb geleerd dat als je luistert naar wat mensen je vertellen, je begrijpt dat ze verbazingwekkende, hartverscheurende, maar inspirerende en krachtgevende verhalen hebben.
NB: De documentaire laat goed zien dat de veiligheid en armoede in de afgelopen jaren in Afghanistan alleen maar zijn verslechterd. Denk je dat de Afghaanse bevolking is veranderd? Zijn Afghanen nog steeds even veerkrachtig als voorheen?
KF: Het ergst om aan te zien was de moedeloosheid, vooral onder mannen. Ik had vaak het gevoel dat vrouwen dapperder waren. Veel vrouwen blijven studeren, ondanks het feit dat ze weten dat de maatschappij ze niet zal toelaten, als het daadwerkelijk op werk aankomt.
De jongeren waarmee ik heb gesproken, willen het land verlaten. Ze zien geen toekomst meer voor zichzelf. De ouderen blijven leven met het corrupte systeem en de zogenaamde “leiders” en [vermeende] buitenlanders komen alleen uit eigenbelang naar Afghanistan. Het gebrek aan vertrouwen en de teleurstelling werd steeds groter bij iedere keer dat ik terugkeerde. Toen ik in 2008 in Kabul kwam, was de stad veilig en konden we per auto over de wegen reizen. Dat is vandaag de dag onmogelijk. Nu is zelfs Kabul onveilig geworden. Voor mij als journaliste betekent dit dat het moeilijker is geworden om het vertrouwen te winnen van de mensen die ik interview, om dichterbij te komen en ze te begrijpen. Een positief punt is dat ik zie hoe de jongere generatie die de kans heeft gekregen om een opleiding te volgen, het echt goed heeft gedaan. Daar kunnen we hoop uit putten. Vooral uit jonge vrouwen, ook al hebben ze twee oorlogen moeten voeren – een psychische oorlog, met armoede en onzekerheid, en de oorlog met hun eigen maatschappij, familie, traditie, cultuur …
NB: Heb je je als vrouw ooit aangevallen gevoeld op bepaalde momenten tijdens het maken van de documentaire?
KF: Dat heb ik niet echt gemerkt, omdat ze me nog steeds als buitenlandse behandelden. Maar ik kan wel zeggen dat als ik in de buurt rondliep en zelf naar de markt ging, zelfs als ik bijna opging in de massa, het veel gemakkelijker zou zijn geweest als ik een man zou zijn. Ik heb gemerkt dat vrouwen zich niet op hun gemak voelden als ze voor de camera werden geïnterviewd. […] De houding tegenover vrouwen is alleen maar verslechterd. Omdat ik als een buitenlandse werd beschouwd, had ik er niet veel last van.
NB: Heb je ook heimwee naar Iran? Wat was je indruk van de huidige situatie van de burgermaatschappij daar?
KF: Nee, ik heb geen heimwee, maar zou heel graag een keer teruggaan.
NB: Cheryl Benard, onderzoeker van RAND [een van oorsprong Amerikaanse denktank], heeft gesuggereerd dat Afghaanse jongeren (meer dan oudere generaties Afghanen en jongeren uit andere landen) specifieke moeilijkheden ondervinden met integreren na hun migratie naar Europa. Is dat terecht?
KF: Dit fenomeen ken ik niet. Wat ik uit Zweedse onderzoeken heb geleerd is dat Afghanen het heel goed doen. Ze leren veel sneller Zweeds dan andere groepen. Aangezien misschien 80% van de jongeren die hier komen [uit andere landen] uit Afghanistan komt, [is het niet verwonderlijk] dat van de misdaden die door migranten worden gepleegd, Afghanen in de meerderheid zijn. Maar zoals ik al zei, blijkt uit een onderzoek dat ik ken dat we het hier hebben over mensen die waarde hechten aan een opleiding en erin zijn geslaagd om sneller dan andere groepen de taal te leren en in de maatschappij te integreren.