De nog steeds voortdurende oorlog tussen Palestina en Israël is al tientallen jaren een grote bron van spanningen. [de brontekst werd gepubliceerd op 27 april 2023].
Voor sommigen die er niet direct bij betrokken zijn, is het misschien een ver-van-mijn-bed-show. Voor mij kwam hier verandering in toen ik ontdekte dat mijn grootvader David zijn tienerjaren in het Heilige Land heeft doorgebracht in de jaren dertig van de vorige eeuw. Deze openbaring heeft me geïnspireerd om me te verdiepen in de geschiedenis, de politiek en de mensen in deze kritieke periode.
Palestine 1936: The Great Revolt and the Roots of the Middle East Conflict, een boek van Oren Kessler [en], geeft een waardevol inzicht in de tragedies en menselijke verhalen tijdens de Arabisch-Palestijnse opstand [en] van 1936 tot 1939. Als een van de eerste boeken van algemeen belang over deze kritieke periode, dient het als een tijdige herinnering aan het immense lijden aan beide kanten.
De Arabisch-Palestijnse opstand was een belangrijke, gewapende strijd tussen Palestijnse Arabieren en de Britse autoriteiten, aangewakkerd door spanningen tussen Arabische leiders en Joodse immigranten die zich in de regio vestigden. Kessler's werk benadrukt het belang van begrip en empathie als essentiële componenten in het streven naar een vreedzame oplossing voor het voortdurende geschil.
Ik kwam voor het eerst in aanraking met de Arabische opstand in Palestina (1936-1939) toen de stiefzus van mijn vader een oude doos met spullen van mijn grootvader ontdekte. Het leek wel een scène uit een film. De doos bevatte een jambiya, een dolk die overal in de Arabische wereld werd gedragen; een uitgave uit 1934 van Seven Pillars of Wisdom van T.E. Lawrence; ansichtkaarten uit het door de Britten gecontroleerde Palestina die naar Schotland waren gestuurd en een oud zwart-wit fotoalbum met zorgvuldige aantekeningen. Het album bevatte foto's die mijn grootvader, destijds 17-19 jaar oud, had genomen in het Heilige Land: de oude stad Jeruzalem, Bethlehem, Nabloes en Galilea.
Toen ik in het verleden van mijn grootvader dook, ontdekte ik dat hij zich, op zoek naar economische kansen, had aangesloten bij een bataljon van de Black Watch, een van de eliteonderdelen van het Britse leger, dat in 1937 naar het Brits Mandaat Palestina was gestuurd om de sociale onlusten de kop in te drukken. Die onlusten waren in 1936 aangewakkerd [en] door de oproep van het Arabisch Hoger Comité tot een algemene staking en burgerlijke ongehoorzaamheid, onder leiding van de toenmalige moefti van Jeruzalem, Mohammad Amin al-Husseini, als reactie op het vermeende pro-zionistische beleid van de Britten.
Het vinden van boeken over “de vergeten opstand“, waar Kessler op pagina 3 naar verwijst, bleek een uitdaging. De meeste publicaties gingen over het latere conflict in 1948 toen de Britten zich terugtrokken [en] en waarbij ongeveer 700.000 Palestijnen (85 procent van de Palestijnse bevolking) ontheemd raakten in de gebieden die later de staat Israël werden.
Mijn grootvader heeft tot aan zijn dood zelden met zijn familie of anderen over zijn ervaringen gesproken. Dit was gebruikelijk onder Britse soldaten uit de Tweede Wereldoorlog vanwege een cultuur van zwijgen, een taboe op het bespreken van emotionele problemen, een gevoel van ontwrichting en onbegrip van hun familie.
Palestine 1936 blijkt een waardevolle en toegankelijke bron te zijn. Het boek geeft een goed te volgen verslag van de gebeurtenissen, motivaties, identiteiten en achtergronden van belangrijke spelers. Het is boeiend om te lezen – ongeacht achtergrondkennis – en biedt inzicht in hoe de Britse controle over de regio en hun beslissingen leidden tot de spanningen in de jaren dertig van de vorige eeuw.
De onstabiele jaren in Palestina: Britse acties, Joodse immigratie en Arabische wrok
Met de Balfour Verklaring van 1917 verklaarden de Britten positief te staan tegenover de stichting van een Nationaal Tehuis voor het Joodse Volk in Palestina en tevens burgerlijke en religieuze rechten van bestaande niet-joodse gemeenschappen in Palestina te beschermen. Tegelijkertijd hadden de Britten buiten hun betrokkenheid bij het zionisme strategische en economische belangen in de regio.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog beloofden de Britten steun voor Arabisch nationalisme en onafhankelijkheid in ruil voor Arabische steun. Kessler merkt echter op dat deze beloften niet de enige oorzaak waren van de vijandelijkheden. De aspiraties van beide partijen hadden elkaar onder andere omstandigheden kunnen aanvullen (pag. 41).
Als reactie op de Jodenvervolging in Europa sloten veel landen, waaronder de Verenigde Staten, hun grenzen te sluiten voor Joodse migranten. In de jaren tussen 1920 en 1930 nam de Joodse migratie naar de regio dramatisch toe. Zo was het aantal Joodse nieuwkomers tussen 1925 en 1930 gelijk aan het aantal van de voorgaande twee decennia samen (pag. 23).
De spanningen tussen Joden en Arabieren in Palestina liepen op door verschillende factoren, waaronder toegenomen Joodse immigratie, historisch landbezit en economische concurrentie, politieke aspiraties en culturele verschillen. Dit leidde tot een groeiend gevoel onder de lokale Arabische bevolking dat hun land, hulpbronnen en middelen van bestaan werden bedreigd.
Ondanks Britse pogingen om de spanningen te verminderen door middel van commissies en onderzoeken, leidden hun ineffectiviteit en incompetentie uiteindelijk tot escalerende spanningen tussen Joden en Arabieren in Palestina. Dit creëerde een “tijdbom” die, in de woorden van Kessler, eind jaren dertig wel moest ontploffen (pag. 125), met als gevolg een cyclus van vergelding, geweld en slachtoffers aan beide kanten.Tijdens de Arabisch-Palestijnse opstand van 1936 tot 1939 werden er extra troepen naar de regio gestuurd (waaronder mijn grootvader, David). De Britten traden hard op tegen de opstandelingen (pag. 157). Het Britse besluit om de Joodse immigratie te beperken door middel van beleid uit het MacDonald White Paper, een Brits witboek uit 1939, verhoogde de spanningen in een toch al onstabiele situatie. Dit beleid kwam niet tegemoet aan de zorgen van zowel Joden als Arabieren, sloot de mogelijkheid van een Joods thuisland in Palestina af voor zionisten en maakte de Arabische bevolking woedend, die het zag als Britse vriendjespolitiek tegenover de Joodse gemeenschap ten koste van hen.
De weg naar tragedie: Palestina 1936 en de blijvende gevolgen
De spanningen tussen Joden en Arabieren hielden aan gedurende de Tweede Wereldoorlog. In 1947 stemde de VN voor de verdeling van Palestina in aparte Joodse en Arabische staten. De Joden accepteerden het plan, maar de Arabische leiders verwierpen het omdat ze het zagen als een schending van hun rechten en belangen. Dit leidde na de Britse terugtrekking tot de Arabisch-Israëlische oorlog van 1948 [en]. Het conflict had verstrekkende gevolgen voor Palestina en de hele regio.
Kessler beschouwt de Arabisch-Palestijnse opstand (1936-1939) als een beslissend conflict, een voorloper van de Eerste Intifada, een reeks opstanden op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook in 1987. Hij betoogt dat de Arabische opstand een belangrijke rol heeft gespeeld bij het bepalen van het decor en de uitkomst van de latere conflicten in 1947-1948. Het markeerde “een verhaal van twee nationalisten en de eerste grote uitbarsting tussen hen” (pag.2).
De kern van het Palestina-conflict in 1936 werd gekenmerkt door een doordringend gevoel van tragedie voor alle partijen. Het Joodse volk, dat lange tijd onder vervolging had geleden, zocht een veilige haven, maar had moeite die te vinden. De Palestijnse Arabieren, aan de andere kant, werden gedwongen om “moreel ongehoorde” offers te brengen om de vervolging van een andere groep te verlichten, wat zij zagen als een “armzalige ontduiking” van de plicht van de beschaafde wereld om onderliggende problemen aan te pakken, volgens George Antonius [en], een Libanese schrijver en nationalist (pag. 167). Deze tragedie werd nog verergerd door het feit dat de Palestijnen ontworteld en ontheemd waren en hun thuis waren kwijtgeraakt.
De tragedie van de Britten komt ook duidelijk naar voren in Palestine 1936. Hun motivatie om hun rijk veilig te stellen had namelijk rampzalige gevolgen. Het conflict resulteerde in de dood van duizenden Arabieren, Joden en Britse soldaten die niet zoveel geluk hadden als mijn grootvader (pag. 211).
De persoonlijke verhalen van personen als David Ben-Gurion, Israëls eerste premier na de afkondiging van de oprichting van Israël in 1948, en Musa Alami [en], een vooraanstaande Palestijns-Arabische intellectueel, vormen inderdaad een schrijnende rode draad in Palestine 1936 en tonen de menselijkheid en tragedie van de situatie. Het boek laat zien hoe hun wegen zich kruisen en beschrijft de reeks ontmoetingen die ze hadden in 1934 (pag. 38). De schrijver hint daarbij op de mogelijkheid van het samenleven van Joden en Arabieren.
Het boek legt ook de koloniale mentaliteit bloot van Britse overheersers die zichzelf zagen als redders van de “inheemse bevolking” (pag. 48) die gebruik maakten van wrede tactieken, waaronder collectieve straffen, het slopen van huizen en buitensporig geweld (p. 157). Zoals Kessler opmerkt, “wanneer Israëlische troepen vandaag de dag verdachten vasthouden zonder ze in staat van beschuldiging te stellen, controleposten opwerpen en huizen verwoesten, vertrouwen ze op tactieken en wetten die ze van hun Britse voorgangers hebben geërfd” (pag. 7).
Palestine 1936 is een meeslepend en belangrijk verhaal dat licht werpt op een verwaarloosd hoofdstuk in de geschiedenis, gezien het voortdurende, onopgeloste geschil en de frequente uitbarstingen van geweld in de regio. Kessler heeft ons een enorme dienst bewezen door dit aan het licht te brengen.
Elke keer als ik opnieuw het fotoalbum van mijn grootvader bekijk, word ik achtervolgd door een afbeelding van een man die op de grond ligt, vermoedelijk dood, met het onderschrift “een goede rebel”. Het herinnert me eraan dat het conflict in het Heilige Land geen ver-van-mijn-bed-show is. De menselijke tol blijft groeien en vraagt om de aandacht van de wereld.