By Salma Pantin-Redhead
Voordat je verder gaat, begrijp dat mijn kwalificaties om dit te schrijven in de titel worden verwoord. Ik ben geen medische professional, ik ben geen doodsdoula, ik ben geen spirituele gids, ik ben geen schrijver. Ik ben gewoon een vriendin – een vriendin van iemand die niet meer doodgaat, want tja, ze is dood.
Verwacht geen eufemismen, hartverwarmende beelden en zachtjes door het onplezierige heenloodsen; daar had ik waarschijnlijk eerder mee moeten beginnen. De enige reden waarom ik dit schrijf is omdat mijn vriendin me dat vroeg. Let wel, niet van de andere kant – toen ze nog leefde. Dus als je mee kan gaan in eerlijke, rauwe, waarachtige, pijnlijke liefde, en op een heel vreemde manier buitengewoon mooi en sacraal, loop dan met me mee.
“Ik zal met je meelopen.” Dat zei ik haar toen ze wist dat het einde nabij was. “Ik ben bang”, vertelde ze me.” Het komt wel goed,” stelde ik haar gerust, “ik zal zo goed met je meelopen dat je niet meer bang zult zijn als je zonder mij moet oversteken.” Klinkt mooi, toch? Het bleek onzin.
Ik heb me niet aan mijn belofte gehouden. Met haar meelopen, dat deed ik. Maar ze was toch bang tot het einde, en ik verweet mezelf een belofte te hebben gedaan die ik niet kon nakomen.
Ik wist niet beter, maar ik had het moeten weten. Mensen zouden beter moeten weten. Dat was het punt van mijn vriendin. We willen geen gesprekken aangaan over de dood. We houden het enige dat een zekerheid is in het leven obscuur. Sterven is misschien natuurlijk, maar willen leven? Dat is de condition humaine. Dus we verhullen het gesprek over de dood in gemeenplaatsen en kiezen ervoor om erover te communiceren in de wereld van berichten, wegduikend achter emoji's.
Vrouwen delen hun geboorte-ervaringen zonder aarzeling, soms veel te veel, wat mij betreft. Waarom kunnen we zo vrijuit praten over de pijn van de geboorte, maar niet over de stuiptrekkingen van de dood? Het is duidelijk dat we het spel van “het is niet het einde maar het begin van een nieuw leven” niet echt geïnternaliseerd hebben. De taal van de dood is er een van diepe zuchten en betekenisvolle blikken. We fluisteren verhalen in donkere hoeken om anderen niet bang te maken of om gevoelens niet te kwetsen.
Mensen die daadwerkelijk praten over hoe ze van plan zijn te sterven, zijn meestal eigenlijk niet stervende. De stervenden, althans degenen die ik heb gekend, willen gewoon leven. Mijn vriendin wilde leven. Ze was een paar dagen verwijderd van haar 56ste verjaardag – te jong om te sterven. Ze was 33 jaar gelukkig getrouwd (echt, ik maak geen grapje). Ze had een goed leven en was niet klaar om het los te laten. “Ik ben er niet klaar voor om een voorouder te zijn”, zei ze.
Ze heeft geleden. Vanaf de eerste operatie tot het pijnlijke einde – ja, zo is het – heeft ze niet meer geweten wat het was om weer beter te worden . Ze uitte vaak haar wens om zich – al was het maar een paar dagen – normaal te voelen. Die wens zou nooit vervuld worden.
En ze was bang. Ze wilde het niet zijn: ze deed een beroep op haar geloof ; ze riep haar overleden moeder aan ; ze riep de priester aan. We probeerden het weg te bidden, weg te zingen, weg te lachen, maar Angst verhuisde gewoon naar een andere hoek van de kamer, klaar om op elk moment naar haar toe te gaan.
En toch, hoe vreselijk dat allemaal ook klinkt, dat was het niet echt. Het was moeilijk, maar niet verschrikkelijk. We volgden haar voorbeeld. We bleven eerlijk, en door dat te doen, konden we het onder ogen zien. We hebben de woede, pijn of angst niet vergoelijkt; in plaats daarvan zagen we ze onder ogen. Door een veilige ruimte te bieden om deze lelijke metgezellen van de Dood een stem te geven, waren we in staat om haar moed en kracht te eerbiedigen, haar zwakte kracht te geven, en het lelijke heilig te laten zijn.
Het was niet mooi. In haar laatste uren kreunde ze van de pijn. Ze hief haar armen op, terwijl ze haar geest in de handen van God legde en Hem smeekte om haar te bevrijden. Hoe graag ik ook met haar mee wilde lopen, op dat moment was ik een buitenstaander, niet meer dan een getuige van haar reis. Maar getuige wilde ik zijn. Ik was vastbesloten om tot het bittere einde bij haar te blijven, of ze het nu wist of niet, terwijl ik het rotsblok van schuldgevoel over het niet nakomen van mijn belofte inslikte.
Toen, opeens, verscheen er een enorme glimlach op haar gezicht en haar ogen lichtten op. “Ik kan naar buiten kijken,” zei ze, “de tuin is zo mooi. Mijn hemel!” Ze strekte haar handen uit alsof ze iets wilde grijpen.
“We zijn hier bij je,” zei ik tegen haar. “Je bent niet alleen.” (Ik deed echt mijn best om mijn belofte na te komen.) Met nog een brede grijns keek ze over me heen en zei, met wat aanvoelde als een vleugje ondeugendheid: “Er is hier nog iemand.” Over overbodig zijn gesproken.
Dit zou het perfecte moment voor haar geweest zijn om “haar laatste adem uit te blazen” en “het huis van God binnen te gaan”, maar nee, dat is niet wat er gebeurde. Een anti-climax, op zijn zachtst gezegd. De dokter arriveerde en kon haar pijn verlichten, maar dat betekende dat ze verward werd en niet meer kon communiceren zoals voorheen. Ze ademde nog een paar uur heel moeizaam, totdat het eindelijk ophield – en op dat moment werd de wereld armer, en ze wist het niet eens.
Toch was ik rijker. Tot het einde toe was Patrice een buitengewone lerares die me leerde dat de dood een diep-persoonlijke ervaring is. En ze leerde me hoe een vriend te zijn voor iemand die stervende is. Ze zei: “Wees er gewoon.”
Daar ga je, Patrice. Ik heb het verteld. Ik dacht dat ik met jou meeging, maar al die tijd was jij het die met mij meeliep.
Patrice Cox-Neaves was een universitair docent muziek uit Trinidad en Tobago, die op 18 oktober 2023 overleed aan kanker. Salma Pantin-Redhead is haar trouwe vriendin sinds jaren en een collega-pedagoog die, toen ze hoorde dat Cox-Neaves terminaal was, Facebook-berichten met haar begon te schrijven over hoe je een vriend kunt zijn voor iemand die stervende is.