Op een nacht in de herfst van 1994 maakte de taliban zich op om Afghanistan te veroveren. Nauwelijks twee jaar eerder was er een verschrikkelijke burgeroorlog uitgebroken tussen de verschillende Mujahideen facties die de wankele pro-Russische regering hadden verslagen en het land veranderden in een woestenij van terreur en wanhoop.
Op dat moment, in een dorpje in de provincie Ghazni in Middenoost-Afghanistan, nuttigde Asharaf Barati, een dertienjarige jongen van de etnische Hazara-stam, zijn laatste maaltijd met zijn familie. Zijn moeder liet niets merken, maar wist dat ze haar zoon voor lange tijd – en misschien wel nooit meer – terug zou zien. Asharaf zou voor zonsopgang vertrekken. Zijn oom zou hem oppikken en naar de smokkelaars brengen.
Veel Hazara's voelden zich plotseling kwetsbaar na de moord op Abdul Ali Mazari, leider van Hezb-e-Wahdat, een door Hazara's geleide politieke partij. De taliban, berucht vanwege hun haat tegen Hazara's, kwamen dichterbij. Hazara's verlieten massaal het land, sommigen vluchtten naar Pakistan, anderen naar Iran.
Een paar dagen na zijn ontsnapping bevond Asharaf zich in Pakistan. Hij werkte een aantal jaren in een kolenmijn, raakte uitgeput door het werk en werd ziek. Met zijn schamele verdiensten vertrok hij naar Iran, en was opnieuw in een vreemd land, tussen andere vluchtelingen. Om de kost te verdienen, sjouwde hij met cementzakken die zwaarder waren dan hemzelf. Toen, en nog steeds, was het lot van Afghaanse vluchtelingen in Iran er een van ontbering en uitbuiting [en].
‘Het was een moeilijke situatie,’ vertelde Asharaf in een interview met Global Voices. ‘Wij (Afghaanse vluchtelingen) woonden op de bouwplaats waar we aan het werk waren. Er was geen sanitair en geen verwarming. We spanden nylon voor de open ramen om ‘s nachts niet te sterven van de kou.’
Na vier jaar, zette Asharaf een punt achter zijn illegale leven in Iran om zijn geluk in Europa te beproeven. Na een gevaarlijke reis over zee leed hij schipbreuk op een klein, onbewoond Grieks eiland. Nadat zijn asielverzoek door de Griekse autoriteiten niet ontvankelijk was verklaard, bereikte Asharaf in 2002 eindelijk Italië.
Asharaf dwaalde een tijdje als dakloze door de straten van Rome, sliep in parken en kreeg zijn maaltijden in een kerk die twee keer per dag voedsel uitdeelde aan de minderbedeelden. Door het strenge toelatingsbeleid is Italië weliswaar een soort tweede-kans-bestemming geworden voor afgewezen asielzoekers, maar de omstandigheden waarin asielzoekers worden ontvangen zijn schrijnend. Volgens de NGO Civil Liberties Union for Europe [en] lijdt het systeem aan een algemeen gebrek aan transparantie. De overgrote meerderheid van asielzoekers wordt ondergebracht in de meer dan 3000 ‘speciale opvangcentra’, geïmproviseerde opvanglocaties die worden gerund door een ongekwalificeerd en onvoorbereid team.
Volgens de Italiaanse wet [en] krijgen asielzoekers pas toegang tot de opvangcentra nadat ze officieel zijn geregistreerd, een procedure die maanden kan duren nadat de eerste asielaanvraag is ingediend. Tijdens deze periode zijn mensen die geen woning kunnen betalen afhankelijk van de gastvrijheid van vrienden of moeten op straat slapen.
Dit lot trof ook Asharaf.
Zijn onverwoestbare geest zorgde ervoor dat hij niet lang op straat bleef. Na jarenlang verschillende baantjes in de bouw te hebben gehad, investeerde Asharaf zijn spaargeld in het opzetten van een hostel in Venetië. Het was zo'n succes dat hij na een tijdje een tweede hostel en een afhaalrestaurant opende.
Asharaf Barati’s verhaal is nu het onderwerp van de documentaire [en] Behind Venice Luxury – a Hazara in Italy, geregisseerd door Amin Wahidi. De film won in 2017 de 24ste editie van de Premio Città di Venezia.
In Italië hebben ondernemers, vooral niet-Italianen, het niet gemakkelijk. Bureaucratie, hoge belastingen en kredietverlening vormen de belangrijkste obstakels.
Volgens een onofficiële schatting [en] zijn er ongeveer 20.000 Afghanen in Italië. Voor velen is het land een tussenstation op hun reis naar andere Europese bestemmingen [en]. Desondanks zijn er de laatste jaren een aantal ondernemingen gestart die worden gerund door Afghanen, waaronder kleermakerijen, reisbureaus, hotels en restaurants. Een aantal Afghaanse restaurants kreeg lovende recensies in de Italiaanse pers vanwege hun uitstekende keuken.
In Venetië bevindt zich het restaurant Orient Experience [it] het geesteskind van Hamed Ahmadi, waar de kelners en het keukenpersoneel voor het merendeel vluchtelingen zijn uit verschillende delen van de wereld. Zij vertellen het verhaal over hun reis naar Italië via de Afghaanse, Iraakse, Turkse en Griekse gerechten die op het menu van het restaurant staan. De Afghaanse ondernemer Ali Khan Qalandari heeft een nieuw restaurant geopend in Padua, onder de naam Peace&Spice [it] en ook pizzeria Kabulogna in Bologna en een Sushi restaurant [it] in Rome worden gerund door Afghanen.
Maar Asharaf's eigen ambities reiken veel verder dan de Italiaanse sectoren van gastvrijheid en detailhandel en gaan terug naar het land dat hij als jongvolwassene onder dwang heeft moeten achterlaten.
‘Risico's nemen schept ook mogelijkheden,’ zegt Asharaf met een glimlach. ‘Ik wil in Afghanistan investeren. Ik ben mijn land nooit vergeten en ik kan niet gelukkig leven terwijl ik weet dat mijn landgenoten lijden. Ik ben van plan om een project op te zetten voor de boeren van de armste provincies van Afghanistan, en met name voor de vrouwen. Vrouwen vormen de helft van de maatschappij en moeten dezelfde kansen krijgen als ieder ander.’
Asharaf heeft ook plannen voor het openen van een fabriek in Kabul waar mensen kunnen leren hoe ze producten moeten verpakken en conserveren. ‘Op die manier,’ zegt hij, ‘kunnen ze hun overtollige producten op de markt verkopen en hun financiële situatie verbeteren.’
Voor Asharaf is de reis van de succesvolle ondernemer een pad geweest van onzekerheid en twijfel naar stabiliteit en voorspoed. Omdat hij die reis zelf heeft afgelegd, wil Asharaf nu Afghanistan helpen om net zo succesvol te zijn.