Ik wil jullie in gedachten meenemen naar de Women’s March van vorig jaar in San Francisco. Ik was daar met een buurvrouw en goede vriendin. Ik vertrouw haar met mijn dochter van vier en zij vertrouwt mij met haar kinderen. Ze is mijn rots in de branding.
Het ene moment schreeuwen we leuzen voor vrouwenrechten en het volgende moment zingen we liederen voor de rechten van transgenders. We bevinden ons in een zee van paraplu’s en mensen [en- alle links], waarvan sommigen het iconische beeld van een hidjab gewikkeld in een Amerikaanse vlag dragen en anderen leuzen tegen islamofobie scanderen. Mijn vriendin kijkt me aan en zegt: “Jij hebt daar geen last van zeker?” “Hoezo?”, vraag ik, “omdat ik geen moslim ben?”
Ik heb dit gesprek eerder gevoerd. Collega’s of mensen die me al jaren kennen, scheiden mij, de Sahar die ze kennen, van het algemene idee van ‘moslims’ waar ze zich een beeld van hebben gevormd.
Ze ont-moslimiseren me.
Wereldwijd zijn er 1,7 miljard moslims. We zien er niet allemaal hetzelfde uit. We praktiseren onze religie op verschillende wijze. We identificeren ons op verschillende wijze met onze moslimidentiteit. Maar op de een of andere manier worden moslims allemaal in hetzelfde hokje gestopt. Dit hokje is zo goed in ons collectief geheugen geconstrueerd, dat zodra moslims zoals ik daar niet in passen, we ont-moslimiseerd worden.
Ont-moslimiseerd worden
Ik sta hierin niet alleen. Het is zelfs Rumi, de meest verkochte dichter in Amerika, overkomen. Waar denk je aan als je zijn naam hoort? Liefde? Vrede?
Toen Jalaluddin Rumi zo oud was als ik nu, was hij een orthodoxe moslimprediker en geleerde. De islam, de Koran en de profeet Mohammed stonden tot op de dag waarop hij stierf centraal in zijn gedichten. Maar Rumi’s geloof is gewist uit de Westerse verbeelding en uit de meest geliefde vertalingen van zijn dichtkunst.
Deze uitwissing vormt maakt een groot deel van de geschiedenis van de 1,7 miljard moslims in deze wereld.
Iets anders zijn de reductionistische beelden van moslims die al eeuwenlang de Westerse literatuur domineren. Dit is een verleidelijk beeld dat wordt gedefinieerd door donkere mannen waar je bang voor zou moeten zijn en exotische vrouwen die je zou moeten redden. De vooraanstaande Palestijns- Amerikaanse geleerde Edward Said heeft in de jaren zeventig de achterliggende geschiedenis achter deze beelden gedeconstrueerd. Maar ze blijven tot op de dag van vandaag bestaan en worden bestendigd door onze politici, de nieuwsindustrie en Hollywood.
Een voorbeeld is The Siege, een film uit 1998, waarin Arabisch-Amerikaanse mannen in een interneringskamp in New York bij elkaar zitten. Rechts op de foto zie je Denzel Washington met de slechte, gevaarlijke moslim erboven en de goede, patriottische FBI-agent eronder.
Ik heb dertien jaar in de nieuwsindustrie gewerkt en gezien dat dit krachtige en onjuiste narratief domineert in onze nieuwsberichten.
Dit narratief overschaduwt de realiteit waarin negen moslima’s in de afgelopen drie decennia hun landen hebben bestuurd, terwijl de Verenigde Staten er in 2016 niet eens in slaagden om hun eerste vrouwelijke presidentskandidaat te kiezen.
In dit narratief wordt ontkend dat Franse moslima’s die hun hidjabs niet mogen dragen in openbare gebouwen en Saudische moslima’s die door hun regering gedwongen worden om hun lichamen te bedekken, twee zijden van dezelfde medaille zijn. Het is een sterke groep die probeert om zijn “macht” over “de ander” uit te oefenen.
Dit krachtige narratief bagatelliseert moslimvrouwen die maatschappelijke transitiebewegingen leiden. Het gaat voorbij aan het feit dat de eerste islamitische gebeden op Amerikaanse bodem werden gereciteerd door Afrikanen die hier op slavenschepen werden gebracht. Het negeert het bestaan van homoseksuele moslims.
Dit narratief heeft zich diepgaand en onnauwkeurig in ons collectieve geheugen genesteld, met als gevolg dat ook Sikhs, mannen en kinderen, vaak het doelwit zijn van antimoslimaanvallen en pesterijen.
Vanwege de verhalen die we vertellen en de manier waarop we ze vertellen, is islamofobie vandaag de dag niet alleen angst voor de islam als religie, maar is het de angst voor “de ander”.
Behoren tot de 1,7 miljard
In de nieuwsindustrie vertellen we meer dan alleen verhalen die op feiten zijn gebaseerd, of op alternatieve feiten. We maken ook verhalen die ons helpen om de wereld te begrijpen. En mijn industrie heeft groots gefaald in het narratief van die 1,7 miljard personen.
En we hebben hier gefaald, in Amerika, waar zeven miljoen moslims de meest gedifferentieerde geloofsgroep vormen. Ongeveer een derde van de totale moslimbevolking bestaat uit Afro-Amerikanen. Zes van de tien Amerikaanse moslims zijn eerste-generatie immigranten afkomstig uit zevenenzeventig landen.
Veertig jaar geleden arriveerden mijn geïmmigreerde ouders in New York om hun Amerikaanse droom waar te maken. Mijn moeder toonde haar eerste sieraadontwerpen op 5th Avenue en mijn vader werkte hard in de wolkenkrabbers van New York; wolkenkrabbers die mogelijk werden door een moslim, een Amerikaanse bouwingenieur uit Bangladesh genaamd Fazlur Rahman Khan. In de tijd dat Khan de skyline van de wereld opnieuw vormgaf, waren mijn ouders zonder terughoudendheid moslim en Amerikaans.
Maar ben ik nu zonder enige terughoudendheid moslima en Amerikaans? Soms vragen mensen mij waarom ik geen varkensvlees eet. In plaats van mijn moslimrecepten tevoorschijn te halen of mijn handige koran in zakformaat, zeg ik: “Uit respect voor Peppa Pig”.
Ik maak een grapje, we hebben niet allemaal korans in zakformaat bij ons. We hoeven niet theologisch onderlegd te zijn om ‘moslim’ te zijn of om altijd uit de rij te worden gehaald bij extra beveiligingsmaatregelen op het vliegveld. Er zijn honderden uitmuntende moslimgeleerden, moslimactivisten en interreligieuze activisten die de wijdverbreide leugens over de islam proberen te bestrijden.
Deze leugens worden aan de lopende band geproduceerd door een goed geoliede islamofobiemachine met financiers, denktanks en desinformatiedeskundigen, die ons toch al onnauwkeurige beeld van wat een moslim is, of van wat de islam is, hebben gemanipuleerd.
Vanwege de verhalen die we vertellen en de manier waarop we ze vertellen, is islamofobie meer dan een vreemdeling die de hidjab van een vrouw afrukt of de afschuwelijke kaart van aanvallen op moskeeën in de VS die hieronder is afgebeeld.
Islamofobie in zijn lelijkste vorm is een aanval op onze afkomst. Het is een aanval op onze identiteit die zo groot, gevarieerd en veelzijdig is dat hij onmogelijk in een hokje past.
Ik leg het u graag uit. Ik ben als moslima geboren, maar het moslim-zijn ontstond pas in mijn verbeelding toen ik vier was, in een provisorische moskee in een kelder van een presbyteriaanse kerk in New York.
Als sociale wetenschappers religieus leven beschrijven, grijpen ze terug op drie begrippen: geloof, gedrag en afkomst. Mijn islamitisch geloof en moslimgedrag is misschien niet altijd zichtbaar, maar het is er wel. Misschien zou mijn vriendin, buurvrouw, mijn rots in de branding, zien dat ik moslim ben, als ze door de vijftien meter beton en lucht kon kijken die onze huizen van elkaar scheiden. Ze zou het nachtelijk ritueel met mijn dochter zien, als ik haar in mijn armen wieg en de Arabische, beschermende verzen fluister, die de Koran afsluiten en Quls worden genoemd. Ik herhaal ze drie keer. Ik vraag om haar tegen het kwaad te beschermen; het zichtbare en het onzichtbare kwaad.
Mijn moslimgeloof is misschien niet altijd zichtbaar, maar mijn moslimafkomst is altijd een deel van mijn schaduw.
Herkomst is het beeld van mijn grootmoeder van moederskant samen met haar zusters toen tientallen jaren geleden een Ikebana wedstrijd in Karachi won. Als ik nu mijn ogen sluit, zie ik haar beeld: Nano, omringd door haar voltooide en onvoltooide geschilderde portretten van soefi heiligen; en een koran met veel onderstreepte passages, een boek met honderdveertien hoofdstukken die ze bijna uit haar hoofd kent. Mijn herkomst zijn de gebeden die ze me geleerd heeft op te zeggen als ik een slechte dag heb.
Moslim zijn is hoe ze me heeft geleerd om naar God te verwijzen: Allah Mian, God, mijn enige meester. Voor een volk dat – eeuwenlang – is gekoloniseerd door een “rijk” dat is begonnen als een onderneming met de naam Honorable British East India Company, heeft ‘God, mijn enige meester’, een diepe betekenis.
Herkomst is opgroeien en horen dat mannen niet huilen, en tegelijk mijn gevluchte grootvader zien huilen. Tussen het schrijven van boeken over de moderne islam en onafhankelijkheid van Kasjmir, huilde Nana Jaan onverholen om zijn familie in het door India geregeerde Kasjmir, familie die hij vijftig jaar niet in zijn armen mocht sluiten. Herkomst is weten dat er miljoenen Koerden en Palestijnen zijn, zoals mijn grootvader, wiens families uiteen werden gerukt door kolonialisten die de moslimwereld verdeelden als in een spelletje Risk.
Moslim zijn betekent weten dat in de afgelopen tweehonderd jaar Europeanen alle moslimlanden, op vier na, hebben ‘gekoloniseerd’. Het betekent weten dat de eerste luchtbom een eeuw geleden werd gedropt op een moslimland.
Het is weten dat omstreeks dezelfde tijd, mijn grootmoeders grootvader, een Indiaas Kasjmirs onderdaan van het Britse imperium, door de kranten van zijn tijd “gevaarlijk” werd genoemd omdat hij de eerste moskee in Engeland bestuurde. Nog voordat er vliegtuigen bestonden, bereisde hij meer delen van de wereld dan waar ik ooit geweest ben. Hij predikte het radicale woord van liefde, vrede en sociale gerechtigheid. Het woord van de islam.
Het tot mijn moslimstam van 1,7 miljard mensen behoren, gaat ver tot in onze onvergetelijke stambomen; onze niet-erkende geschiedenissen.
Het is je herinneren dat veertien jaar geleden het sterkste leger ter wereld – met troepen die over elk continent, behalve Antarctica, zijn verspreid – Irak binnenvielen om naar massavernietigingswapens te zoeken die er niet waren. Het is weten dat meer dan een half miljoen Irakezen begraven liggen onder de puinhopen van de oorlog. Als Amerikaanse moslim weet je dat het aantal zelfmoorden onder onze veteranen sinds 2001 is gestegen tot meer dan 32 procent.
Het is weten dat als Amerika door een aanslag wordt getroffen, en de verdachte een moslim is, het verhaal tot vier keer meer media-aandacht krijgt dan een verhaal waarin de aanvaller blank is.
Het is weten dat veertienhonderd jaar geleden de Azaan, de eerste oproep tot gebed, werd gedaan door een bevrijde zwarte slaaf genaamd Bilali. Het is weten dat Bilali Muhammad, een Afrikaans-islamitische geleerde, tot slaaf werd gemaakt en tweehonderd jaar geleden naar dit land werd gebracht.
Het betekent, Malcolm X een Amerikaanse held noemen. Het is de warmte die ik voelde toen mensen naar de vliegvelden stroomden om tegen de moslimban te demonstreren. Het is de hoop die ik voel als we opkomen voor onze Dromers en als we Black Lives Matter zeggen. Amerikaanse, Pakistaanse, Kasjmiri, Pahari, Punjabi, moslima en journaliste zijn, is weet hebben van de inherente intersectionaliteit van onze meervoudige afstamming, maar er niet in slagen om het uit te leggen aan anderen. Het narratief van de 1,7 miljard heeft meer mogelijkheden dan een Rubiks kubus, maar wordt gereduceerd tot de twee woorden ‘wij’ tegen ‘zij’.
Een moeder zijn, betekent me zorgen maken om mijn kind en om alle moslimkinderen, omdat ik maar al te goed weet dat machtige, geprivilegieerde mensen op deze binaire structuur een structurele islamofobie oprichten.
Tot een structurele islamofobie behoren de moslimregistraties, die met president Bush zijn begonnen en zich onder president Obama hebben uitgebreid. Het bestaat uit de continue bewaking van moskeeën. Het is de immigratiebeambte die een kind van vijf handboeien omdeed. Het is een land dat zijn grenzen sluit voor mensen uit de landen die ze zelf hebben gebombardeerd. Het is een onnauwkeurige en vage “no fly list” die Arabieren en moslims breed in het vizier neemt. Het zijn de oorlogen die we voeren en de bommen die we op moslimlanden gooien.
Vanwege de verhalen die we vertellen en de verhalen die we niet vertellen, zijn we vandaag hier.
In een onderzoek met de titel Ascent of Man toonden onderzoekers aan de Northwestern University de deelnemers een wetenschappelijk onjuist beeld en vroegen hen vervolgens om groepen op een schaal van 1 tot 100 in te delen in termen van evolutie. Moslims scoorden het laagst.
De gesprekken die we moeten voeren
We zijn te ver afgedwaald in de ontmenselijking van de moslim of “de ander”. We lopen decennia achter in het herkennen van de wortels van onze angsten en de onjuiste, gevaarlijke tropen die we in onze nieuwskamers blijven herhalen.
Maar gelukkig is er een groeiende beweging geleid door Amerikaanse moslims binnen de media-industrie die onze veelzijdige, vergeten geschiedenissen onder de aandacht probeert te brengen. Buzzfeed’s See Something, Say Something podcast; de #GoodMuslimBadMuslim podcast; de Secret Lives of Muslims viral videoseries; Sapelo Square over Zwarte Amerikaanse moslims; Simon & Schuster’s Salam Reads, een initiatief om meer moslimauteurs te publiceren; en Ms Marvel, de Pakistaans-Amerikaanse moslima en superheldin – ze geven me allemaal hoop.
Maar ik maak me zorgen over dit moeilijke moment waarop we ons wereldwijd bevinden. Dit moment dat niet alleen gevolgen heeft voor de 1,7 miljard.
Er is een reden waarom complottheoretici die in de krochten van het internet bestonden, nu het Witte Huis regeren. Ze zijn exponentieel toegenomen, omdat ze moslims tot “de ander” hebben gemaakt.
Er is nog een andere groep die exponentieel is toegenomen door van ons allemaal “de ander” te maken. Tot voor een paar jaar geleden bestond ISIS nog niet. Nu beheerst ze grote gebieden van Syrië en Irak.
Ik maak me zorgen over de werkelijkheden en de geschiedenissen waarvan ik me niet bewust was toen ik zo oud was als mijn dochter nu is, maar die me zonder enige terughoudendheid tot een moslima hebben gemaakt. Dingen die ik hier tijdens deze voordracht als een spoor van broodkruimeltjes heb achtergelaten. Dingen die misschien ook bij jullie herinneringen hebben opgeroepen, omdat er op alle snijpunten van onze mensheid een verhaal op de loer kan liggen waarin een groep mensen tot “de ander” wordt gemaakt.
Op dit moment worden er op de andere zijde van de brug in Berkeley gesprekken gevoerd tijdens de 8th Annual Islamophobia Conference (de 8ste Jaarlijkse Conferentie over Islamofobie). Meer dan honderd academici praten over onze problemen met “de ander”, “structureel racisme” en “Amerikaans militarisme”. Geen begrippen die we willekeurig rondstrooien op onze scholen en in onze kranten lezen.
We moeten onszelf afvragen, waarom? Waarom vertel ik jullie dit in 2017 op een TEDx talk op de Stanford universiteit, terwijl Edward Said – de man die ons liet zien hoe oorlogen worden gevoerd en hoe mensen in de populaire beeldvorming ontmenselijkt worden door het creëren van “de ander”, veertig jaar geleden zelf wetenschapper was aan dezelfde Stanford universiteit.
We moeten onszelf ongemakkelijke vragen stellen over onze rol in het, bewust en onbewust, bestendigen van het beeld van “de ander”, zoals mijn vriendin en ik deden in de regen tijdens de Women’s March. Het verbeelden van een nieuwe toekomst, zonder een president die chocoladecake eet terwijl er onafgebroken bomen vallen op kapotte landen en “tot de ander gemaakte” mensen, reikt verder dan de zichtbare en onzichtbare 1,7 miljard. Het begint hier, bij ons allemaal.
Sahar Habib Ghazi is managing editor bij Global Voices. Dit artikel is een aangepaste versie van een TEDx talk op de Stanford-universiteit op 24 april 2017. Wil je meer weten? Bezoek dan het Islamophobia Research & Documentation Project en lees de crowdsourced #IslamophobialsRacism syllabus.