[Alle links verwijzen naar inhoud in het Macedonisch, behalve indien anders vermeld.]
Een jonge vrouw, studente genderstudies, mensenrechtenactiviste en blogger, die durfde de waarheid uit te spreken tegen de machthebbenden in Macedonië en die protesteerde tegen de ingewortelde homofobie, bleef achter met een geruïneerde academische carrière.
Irena Cvetkovik verwierf in 2007 bekendheid bij het publiek met haar intelligent en moedig schrijven over genderproblematiek op haar blog Femgerila – ze was toen haar master in dat veld aan het beëindigen. Eveneens runde ze een literaire blog met korte, vaak erotische, verhalen, die deel uitmaakten van een contract voor de publicatie van een boek met dezelfde inhoud.
Kort daarna werd ze aangeworven als columnist voor het dagblad Dnevnik en verwierf zo bredere “beruchtheid” bij het conservatieve establishment – en “verdiende” zelfs een Facebook-groep met honderden leden die haar haatten als een symbool van anders zijn. Sommige van de commentaren daar werden gepubliceerd in het zogenaamde “Black Book”, een project dat de opkomst van haatpreken in Macedonië tijdens het jaar 2009 documenteert (.pdf, pg. 50-53, geëdit door media-expert & blogger Roberto Beličanec, en genoemd in een eerder GV-artikel over haatpreken [en]). Hier alvast de intro van het “Zwarte Boek”:
Irena heeft een vreemde familienaam. Irena is een feministe. Irena protesteert tegen het bouwen van een kerk. Irena kan schrijven. Irena kan een betekenisvolle zin maken. Irena is jong. Irena is geschoold. Irena is actief. Irena is liberaal. Irena is open. Irena is niet machtig, tenminste niet in politieke zin. Irena steunt publiekelijk de gemarginaliseerde groepen. Irena is een vrouw. Wel, hoe kan je haar niet haten?
Irena Cvetkovik is een persoon die, wegens al het bovenstaande, onderwerp geworden is van haat en een levend voorbeeld van de capaciteit tot intolerantie in Macedonië…
In juni 2009 steeg de druk tot een hoger niveau. Aleksandar Lambevski legt uit op de blog Sextures:
Ik schrijf deze blog wegens alle gerechtvaardigde ophef veroorzaakt door Irena Cvetkoviks kritiek op het tekstboek [voor het secundair onderwijs] “Pedagogie” van Marija Kostova, Aneta Barakovska en Eli Makazlieva, in 2005 gepubliceerd door Prosvetno Delo, wat betreft de manier waarop ze seksualiteit, meerbepaald homoseksualiteit en lesbianisme, voorstellen als “tegenstellingen” van het “rechtmatige” seksuele instinct. Mensen met homoseksuele oriëntatie worden voorgesteld als “neurotische” en “psychotische” persoonlijkheden (pg. 203). In haar column vraagt Irena Cvetkovik de auteurs bewijs voor te leggen uit recent wetenschappelijk onderzoek, gepubliceerd in gerenommeerde internationale wetenschappelijke tijdschriften, op wetenschappelijke congressen of erkend door relevante internationale of professionele organisaties, zoals de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), de Amerikaanse Psychiatrische Associatie (APA), enz. Eenvoudig gesteld, Cvetkovik vroeg de auteurs van het tekstboek naar de grond van hun beweringen over homoseksuelen, lesbiennes, en mensen met andere seksuele oriëntaties. Dit is de oudste academische procedure voor methodologische en epistemologische validatie. Hiervoor kreeg Cvetkovik een aanklacht wegens “laster” aangesmeerd. (Meer info in haar tekst (opnieuw) gepubliceerd door Okno en Dnevnik, en een scan van het controversiële hoofdstuk van het tekstboek. De auteur verontschuldigt zich voor de slechte kwaliteit van de scan…)
Zoals Katerina Kolozova eerder opmerkte in Dnevnik, is het verplaatsen van een onderwerp van publiek en academisch onderlegd debat naar de rechtbank grotesk, tragisch en zeer gevaarlijk. Wat voor sociaal wetenschapper, die werkt in een, naar verluidt, open, democratische, academische omgeving, geïntegreerd in de wereld en Europa, dient “de waarheid” over zijn of haar “wetenschappelijke” redetwist in de rechtbank te bekrachtigen? En wat voor rechtbank, vooral in het Macedonië van 2010, is bevoegd om een rechtvaardig oordeel te vellen tussen de stellingen van de auteurs van het tekstboek en Irena Cvetkoviks kritiek, en te beslissen dat haar standpunt, gestoeld op haar kunde, “laster” is?
In het kader van het proces van Europese integratie was Macedonië gedwongen een anti-discriminatiewet aan te nemen, waar de heersende meerderheid weigerde seksuele oriëntatie in op te nemen. Bij de voorbereiding van de initiële tekst werden de burgers betrokken, maar uiteindelijk nam het parlement een compleet andere wet aan, met sterk verminderde competenties. Žarko Trajanovski merkte op dat de heersende partij het debat over de wet gebruikte voor een “homofobische campagne om angst en paniek te zaaien dat het beschermen van LGBT-personen tegen discriminatie zou leiden tot het legaliseren van incest, polygamie, drugs…”:
Zelfs toen de wet expliciete kritiek ontving als niet-Europees in het laatste voortgangsrapport [2010 .pdf, pg. 19-20, en], antwoordden de autoriteiten op een homofobische manier (“Wij accepteren homoseksualiteit niet als normaal”). Eerst verklaarde premier Jovan Ginev [een arts] tijdens een parlementaire zitting dat homoseksualiteit een ziekte is. De verzoenende verklaring van vice-premier Naumovski dat “homoseksualiteit geen ziekte is”, klonk hol nadat de vice-minister van arbeid en sociaal beleid vaststelde dat “het voor de hand liggend is” dat homoseksualiteit “hier niet als normaal geaccepteerd kan worden.”
Anderzijds is het normaal hier voor homofobische auteurs van tekstboeken om mensen die homofobie bestrijden voor de rechtbank te dagen voor belediging en laster.
In maart 2011, na een afmattend proces, dat aanzette tot protesten tegen homofobie in Skopje, besloot de rechter tenslotte dat er geen gronden voor laster waren in de zaak. In juli 2011 deed de pas opgerichte staatscommissie voor anti-discriminatie een bindende aanbeveling dat het homofobische pedagogietekstboek veranderd moest worden.
Ondertussen beëindigde Irena Cvetkovik haar engagement als columnist, stopte zo goed als volledig met bloggen en focuste zich op haar academische carrière en familie. Ze voltooide haar master en solliciteerde voor een job aan haar alma mater, de St. Kiril en Methodius Universiteit, waar ze reeds halftijds werkte. Hoe dan ook, zoals prof. Mirjana Najchevksa blogde in september 2011,
Ik hoorde dat het departement wijsbegeerte een positie had voor junior assistenten. Ik hoorde dat het Instituut voor Gender Studies verondersteld werd een assistent aan te stellen. Ik hoorde dat een commissie gevormd werd, en dat die een kandidaat voordroeg die aan alle criteria voldeed, die reeds met het Instituut samenwerkte. Ik hoorde dat twee professoren, die een openlijk homofoob tekstboek schreven en een lasterproces verloren tegen een persoon die het oneens was met hen, erin slaagden alle duistere krachten van de faculteit te bundelen om zich te verzetten tegen de selectie van de voorgestelde kandidaat. Ik hoorde dat beledigingen van de laagste soort uitgesproken werden. Ik hoorde dat vele professoren hun mond dichthielden en faalden te reageren. Ik hoorde ook dat de voorgestelde kandidaat niet gekozen werd.
Als mijn collega's van het departement wijsbegeerte dit inderdaad lieten gebeuren, moet ik – prof. Mirjana Najchevska, PhD – erkennen dat ik mij in hun plaats schaam. Ik schaam mij om aan een universiteit te werken die zulke dingen toelaat te gebeuren. Ik denk dat de hele universiteit en het hoger onderwijs besmet is met het VMRO-syndroom. Ofwel zullen we ons bewustzijn herwinnen en het bestrijden, ofwel zal de duisternis ons een voor een verzwelgen.
Het gerucht bleek waar te zijn, desalniettemin durfde slechts een enkele (in het buitenland gestationeerde) media-outlet – Radio Free Europe – het aan om het verhaal te onderzoeken in twee artikelen. De Universiteitsraad weigerde Irena Cvetkoviks kandidatuur met 10 stemmen “voor” en 41 leden die zich onthielden van hun stem, inclusief de decaan die, naar verluidt, aan het begin van de procedure verklaarde dat hij niet zou stemmen. Volgens Radio Free Europe,
Decaan Goran Ajdinski geeft toe dat solidariteit met de professoren, die een onenigheid hadden met Cvetkovik, resulteerde in de weigering van haar kandidatuur.
“Ja, ik uitte mijn solidariteit met mijn collega, die ik meer dan 15 jaar ken. Zij is zeer gerespecteerd door ons, haar collega's, en is een goede professor, geliefd bij haar studenten en collega's. Misschien was dit het kantelpunt in de beslissing om wel of niet een assistent te kiezen.”
Toch ontkende hij, dat hij lobbyde, druk uitoefende of aanzette tot “de stille boycot” tegen Cvetkovik. Hij zei: “nadat de professoren het besproken hadden, uitte ik mijn mening, maar het is ongeloofwaardig dat iemand een ander kan opleggen hoe te stemmen. Volgens mij moet een goede decaan simpelweg de belangen van zijn collega's beschermen.”
Het Instituut voor Gender Studies koos geen andere assistent. De procedure werd geannuleerd. Cvetkovik zegt niet van plan te zijn opnieuw te solliciteren, omdat ze gelooft geen kans te maken verkozen te worden en ook omdat het de professoren die haar kandidatuur steunen in opspraak zou brengen.
Slechts een ander lid van het universiteitspersoneel, prof. Biljana Vankovska, drukte publiekelijk haar verontwaardiging uit in haar wekelijkse column in het dagblad Nova Makedonija. Ze verduidelijkte dat de procedure om Raadsleden af te vaardigen het democratieniveau van de maatschappij reflecteert en beïnvloed wordt door politiek, gelobby en steun binnen en buiten de instelling. Deze manier van bestuur beslist namens het personeel, dat geen invloed heeft, tenzij ze leden zijn. De decaans antwoord op haar protesten in deze zaak was dat haar e-mails “vermoeiend en abnormaal” waren. In een navolgende column schreef ze dat een van de Raadsleden haar een anoniem bericht had gestuurd dat “men de positie in de Raad moet verdienen, wat niet gebeurt door te spugen op de staat, de instellingen en de collega's.”
Vankovska was de enige werknemer van de Faculteit Wijsbegeerte die een officiële klacht bij de Raad indiende. Er was geen reactie van de universiteit, noch van de staatsautoriteiten aan het hoofd van het onderwijssysteem. Geen van de commerciële media-outlets, waaronder degene die haar columns publiceert, onderzocht de zaak verder.
Irena Cvetkovik werkt momenteel voor de ngo Coalitie “Sexual and health rights of marginalized communities.”