Baobab en moringa, twee ‘superfoods’ die de gezondheid van de planeet een boost kunnen geven

The Sindri village (Kongoussi area) Baobab fruit called Monkey Bread and by the locals theodo, Burkina Faso. Photo by Flickr user CIFOR. CC-BY-NC-SA 2.0

Het dorp Sindri (Kongoussi-gebied). De vrucht van de baobab, ook wel apenbrood genoemd, wordt door de lokale bevolking theodo genoemd, Burkina Faso. Foto van Flickr-gebruiker CIFOR. CC-BY-NC-SA 2.0.

Dit artikel, geschreven door Rachel Cernansky [en – alle links], werd oorspronkelijk gepubliceerd op Ensia.com, een tijdschrift dat internationale oplossingen voor actuele milieuproblemen onder de aandacht brengt en wordt hier opnieuw gepubliceerd volgens een overeenkomst om de inhoud van het artikel te delen. 

Het lijkt alsof nieuwe rages op gebied van natuurvoeding elke week in de Verenigde Staten opduiken — rages die vaak even snel als ze verschenen zijn weer verdwijnen. Twee die de laatste tijd in opmars zijn, zijn het echter waard eens nader te bekijken: baobab (apenbroodboom) en moringa. Deze voedingswaren die tot de traditionele voeding behoren in delen van Afrika (en wat moringa betreft ook Azië) bieden niet enkel de mogelijkheid om lokale economieën te versterken, maar ook om instandhouding van de bomen en koolstofopslag aan te moedigen.

Keer op keer wanneer de wereld een voedingsmiddel “ontdekt” dat voordien geconsumeerd werd door een klein deel van de wereld groeit de mondiale vraag en verschuift de productie van klein en duurzaam naar monocultuur op grote schaal. In een aantal gevallen leidt dit tot verwoesting van lokale ecosystemen en houdt dit economische problemen in voor de lokale producenten en inheemse voedselvoorraden.

Sommige onderzoekers stellen dat boeren door een groeiende mondiale vraag naar baobab en moringa een betrouwbare markt verwerven voor gewassen die ze vroeger vaak niet konden verkopen — en het helpt ook het milieu. Deze bomen kennen een lange geschiedenis in de voeding van veel culturen, maar ze groeiden in het wild en werden niet beschouwd als verhandelbaar gewas, waardoor landbouwers weinig aangespoord werden om het te verbouwen. Maar nu planten boeren de bomen aan.

En terwijl de milieuvoordelen van de aangeplante baobab- en moringabomen tot nu toe nog niet exact gekend zijn, weten we dat bomen helpen om de bodemstructuur en de vruchtbaarheid te verbeteren, soms zelfs zo aanzienlijk dat de opbrengsten van andere gewassen ook verbeteren. Ook beschermen ze waterecosystemen door filtering van verontreinigde stoffen, vermindering van de waterafvoer en, in sommige gebieden, daling van de effecten van verzilting door de grondwaterstand te verlagen. Naast de verbetering van de luchtkwaliteit en koolstofopslag helpen ze ook vaak bijen- en andere populaties van bestuivers.

Waarnemers hopen dat baobab en moringa — indien ze uiteindelijk de verwachte voordelen op het gebied van economie en milieu opleveren en kunnen behouden — de weg kunnen effenen voor een duurzaam model voor toeleveringsketens dat ook toegepast kan worden op andere gewassen.

Levensboom

De baobabboom wordt door velen beschouwd als een van de meest iconische planten van Afrika: Het groeit over een groot deel van het continent en heeft een opvallend uiterlijk met een majestueuze brede stam en takken die meer op het wortelsysteem van de boom lijken, maar dan naar de hemel toe groeien. De boom, die meer dan duizend jaar oud kan worden, staat bekend als de “levensboom” omwille van de vele toepassingen, zowel voor voedsel als medicijnen; de vrucht, even groot als een papaja, zit vol voedingsstoffen — meer vitamine C dan in een sinaasappel, meer calcium dan in melk, en mineralen zoals magnesium, kalium en ijzer — en in delen van West-Afrika worden de bladeren gegeten als groente.

Ondanks zijn reputatie als een van de belangrijkste bomen van het continent zijn onderzoekers bezorgd over zijn toekomst. Weinig mensen telen het speciaal omdat dit nooit nodig was, maar ontbossing en veranderingen in grondgebruik, waaronder ontwikkeling van industrie en toerisme, hebben de populaties in het wild doen afnemen.

“Mensen kennen niet altijd de volledige waarde ervan, en kunnen dus de keuze maken om de boom, met een waarde van duizenden jaren groei, om te hakken,” zegt Stepha McMullin, sociaal wetenschapper bij het World Agroforestry Centre (ICRAF) in Nairobi.

Onderzoekers van ICRAF en anderen zijn van mening dat het lang zal duren om landbouwers warm te maken voor instandhouding en een betere toekomst voor deze unieke bomen, en dit is waar de wereldmarkt haar intrede doet. Over het algemeen halen gewassen die geteeld worden voor export of zelfs grotere regionale markten een hogere prijs dan gewassen die voor lokale markten verbouwd worden; vandaar dat de meeste landbouwers liever appels of mango's, die commercieel populairder zijn, zouden kweken dan inheemse gewassen zoals baobab. Maar indien de prijs die ze kunnen krijgen voor baobabvruchten omhoog gaat, houden landbouwers op met het omhakken van bomen en beschermen ze deze in plaats daarvan — en beginnen zelfs nieuwe aan te planten.

PhytoTrade, een beroepsvereniging in Botswana die ondernemingen van het zuidelijk deel van Afrika vertegenwoordigt, is een organisatie die bezig is om baobab en andere gewassen naar Europa te brengen, eveneens met het behoud ervan in gedachten. De doelstelling van de vereniging is om de inheemse biodiversiteit te helpen in stand houden door het stimuleren van handel en het creëren van duurzame, ethische toeleveringsketens die baobab introduceren in allerlei producten gaande van ijs tot granenrepen.

Aangezien de markt voor baobab gegroeid is, heeft PhytoTrade producenten, waarvan het overgrote deel kleinschalige vrouwelijke landbouwers zijn, boomkwekerijen zien oprichten. Ook staan deze vrouwen in voor de controle van de bomen in lokale bossen in Malawi, Mozambique, Zimbabwe en Zuid-Afrika. De groeiende markt creëert eveneens een stimulans voor programma's zoals het Zuid-Afrikaanse Baobab Guardians, waarin plattelandsvrouwen baobabzaailingen aanplanten en verzorgen en die betaald worden voor alle bomen die de eerste groeifase overleven.

De waarde van een keuzemogelijkheid

Moringa, dat in tropische gebieden groeit van West-Afrika en India tot de Caraïben, kent een gelijkaardig verhaal — zelfs al is het een heel andere soort plant met lange, dunnen stammen, felgroene bladeren waar veel voedingsstoffen en antioxidanten in zitten, en lange peulen (de vruchten van de boom) die reeds lang gebruikt worden in enkele Indische gerechten. Een van de snelst groeiende bedrijven die moringabladeren verkopen in de VS werd opgericht met de uitdrukkelijke bedoeling om kleinschalige boeren meer middelen van bestaan te bezorgen, in het bijzonder vrouwen die moringa kweken in zwaar ontboste gebieden, waaruit nieuw aangeplante bomen hun voordeel halen.

Lisa Curtis, oprichtster en CEO van Kuli Kuli, begon in 2013 moringa te importeren van landbouwcoöperaties in Ghana die door vrouwen geleid worden. Sindsdien heeft Kuli Kuli zijn importactiviteiten uitgebreid naar Haïti en onlangs Nicaragua. De aanwezigheid van de onderneming en de potentiële voordelen op lange termijn van het aanplanten van moringabomen vormt een stimulans voor de bebossing van Haïti dat van een bedroevend lage 2 procent komt. Het land zelf, de Verenigde Staten en andere organisaties besteedden reeds miljoenen, maar veel van de inspanningen bleken niet duurzaam te zijn op lange termijn. Het probleem bij het aanplanten van andere soorten bomen is volgens Curtis het volgende: “Indien de boom de lokale bevolking eigenlijk niet verder helpt, krijgt hij meer waarde als houtskool dan als boom en wordt hij omgehakt.”

Moringa is niet de eerste voedselproducerende boom waarvoor landbouwers in Haïti of ergens anders aangemoedigd worden om te verbouwen, maar biedt wel enkele van de belangrijkste voordelen. Moringa is niet enkel rijk aan vitaminen en mineralen, waaronder ijzer, maar ook rijk aan proteïnen en het is gemakkelijk te telen. Moringa doet het goed in verschillende grondsoorten, toont weerstand tegen droogte en ziekten en — cruciaal voor arme boeren — groeit snel. de bladeren kunnen zelfs al enkele maanden na het aanplanten geoogst worden.

“Ik gebruik zelden de term ‘wonder’, maar ik wil een uitzondering maken voor moringa,” zegt Hugh Locke, voorzitter van de Smallholder Farmers Alliance, die met landbouwcoöperaties werkt ter verbetering van de voeding en om bij te dragen aan de herbebossing van Haïti. “Het beschikt niet enkel over deze unieke voedingseigenschappen — uniek in het hele bomenrijk — maar het heeft ook heel weinig vocht en voedingsstoffen nodig. En het spul groeit in een jaar tijd van een zaadje uit tot een boom van bijna 4 meter. Dus kun je bij het aanplanten van de boom opbrengsten verkrijgen zonder te hoeven wachten.”

De hoge voedingswaarde van moringa roept de vraag op of het niet beter gebruikt kan worden als belangrijkste voedselbron voor de gezinnen die het verbouwen dan als exportartikel. Curtis zegt dat ze voortdurend met die vraag geconfronteerd wordt en denkt dat het een gegronde bezorgdheid is, maar merkt op dat in veel gebieden de mensen het toch niet vaak eten. Volgens Curtis kunnen buitenstaanders die de voordelen van moringa gerealiseerd willen zien, ofwel de lokale bevolking aanbevelen om moringa te eten omdat het goed voor hen is ofwel een betrouwbare markt voor het gewas creëren en zo hopelijk de lokale bevolking financieel in staat stellen om hun eigen voeding op andere manieren te verbeteren. “De ene mogelijkheid is veel aantrekkelijker dan de andere,” zegt Curtis.

Sommige waarnemers zijn zelfs van mening dat deze gespannen toestand in de eerste plaats een van de belangrijkste drijfveren zou kunnen zijn om een exportmarkt te creëren: de populariteit van het voedingsproduct in het buitenland zou de lokale consumptie kunnen verhogen — en vervolgens ook de voedselinname.

Jed Fahey, directeur van het Cullman Chemoprotection Center aan de John Hopkins-universiteit, bestudeert moringa al gedurende twee decennia. Hij stelt dat moringa in Zuid-Azië en Afrika “ofwel zo alledaags is dat het niet naar waarde geschat wordt, ofwel wordt het op sommige plaatsen gegeten tijdens een periode van hongersnood, en op dit soort voedsel wordt natuurlijk vaak neergekeken.” Het uitbouwen van een exportmarkt kan de waarde ervan voor de lokale bevolking vergroten en misschien werpen ze er wel een tweede blik op en zijn ze meer geneigd om het te gebruiken — in plaats van het te negeren of het te gebruiken als afrasteringspalen of brandhout.”

Dit kan grote voordelen hebben voor mensen die aan ondervoeding lijden. Uit een studie bleek bijvoorbeeld dat het toevoegen van moringa aan pap ondervoede kinderen kan helpen om aan te komen en sneller te herstellen van voedseltekort.

Wanneer moringa getransformeerd wordt tot een westers ‘superfood’, worden de effecten op de gezondheid echter minder duidelijk, waarschuwt Mark Olson, professor evolutionaire biologie aan het UNAM (de staatsuniversiteit van Mexico) en een van ‘s werelds toponderzoekers wat moringa betreft.

“Hoe dichter een product bij een verse groente aanleunt en hoe meer deze verwijderd is van een nep supplement of een medicijn hoe beter,” en hij waarschuwt vooral tegen extracten en concentraten, die hij “wellicht gevaarlijk” en “helemaal niet getest” noemt. In plaats daarvan adviseert hij mensen om bij een internationale supermarkt diepgevroren of verse bladeren te kopen.

Milieurisico's

Ondanks de belofte die deze gewassen bieden, zijn er ook milieurisico's verbonden aan een stijgende vraag naar baobab en moringa. Ramni Jamnadass, projectleider voor bomenonderzoek bij ICRAF wijst erop dat er zo weinig onderzoek gedaan werd naar de overgrote meerderheid van de inheemse gewassen, waaronder ook baobab, dat er geen manier is om de duurzaamheid te beoordelen of de omvang van de huidige oogstpraktijken in kaart te brengen. Moringa daarentegen reproduceert zich zo gemakkelijk en groeit zo snel dat het soms beschouwd wordt als een invasieve soort. Omdat ook hier het onderzoek schaars is, is het nog niet duidelijk of dit een groot probleem vormt.

En ondanks het optimistische beeld dat Curtis en Fahey bieden, roept het nog steeds vragen op om mensen aan te moedigen om een gewas te verkopen als exportproduct in plaats van zelf te profiteren van de voedingswaarde ervan. “Je moet heel voorzichtig zijn om geen kwaad te doen, wat de promotie voor de potentiële economische markt betreft, in het bijzonder de internationale markt,” zegt McMullin van ICRAF. “Zodra je iets economisch heel waardevol maakt, komt het buiten het bereik van de gemeenschappen die er ook voordeel van kunnen hebben, vooral dan gezien vanuit het standpunt van de voedingswaarde ervan.”

Er bestaat ook de bezorgdheid dat indien de vraag stijgt, de productie op monoculturen zal beginnen lijken — wat een aantal gevolgen kan hebben op gebied van milieu, waaronder het in gevaar brengen van de gewassen zelf. Roger Leakey, voormalig directeur bij ICRAF legt uit dat inheemse gewassen gedeeltelijk een natuurlijke weerstand kennen tegen lokale plagen en ziekten vanwege het diverse ecosysteem waarin ze groeien. “Er zijn al de insecten en andere beestjes die in het wild enkel van hen zouden knabbelen — maar wanneer hen plotseling zo'n groot festijn voorgeschoteld wordt, zullen ze in aantal toenemen en het hele gewas verslinden,” zegt hij. “We moeten dus heel voorzichtig zijn als we dit beginnen verkopen als internationale producten, zorgen dat mensen dit soort risico begrijpen. We moeten zorgvuldig nadenken over hoe we deze zouden gaan cultiveren.”

Olson is het ermee eens dat moringa te maken kan krijgen met dergelijke risico's — zoals om het even welk gewas. Het verwijst naar de strikvraag over de mondiale landbouw,” zegt hij en de werkelijke vraag gaat over algemene prioriteiten. “We dienen te beslissen wat we als maatschappij willen. Wensen we een heel grote productie op korte termijn of willen we inzetten op wat we denken dat ons op lange termijn stabiliteit zal brengen? En dat betreft niet enkel moringa.”

Ondertussen zijn voorstanders van andere gewassen ook op zoek om het kweken van bomen aan te moedigen door internationale markten te ontwikkelen. Yerba mate, een traditionele drank in delen van Zuid-Amerika gemaakt van de bladeren van de Zuid-Amerikaanse mateplant die in enkele westerse landen populair geworden is, groeit in gebieden die van nature een rijke biodiversiteit kennen, en enkele bedrijven gebruiken dit om de lokale bevolking aan te moedigen inheemse bossen te beschermen of ontboste gebieden te herbebossen. Alice Muchugi, manager van de genenbank bij ICRAF zegt dat er veel andere traditionele voedingsgewassen in Afrika en over de hele wereld zijn die voordeel kunnen hebben bij een wereldmarkt  — tamarinde, safou, ‘monkey orange’ (Strychnos cocculoides) en jujube (Ziziphus mauritiana), om er enkele te noemen.

Een van de dringendste uitdagingen is volgens Jamnadass de financiering voor de studie van de voordelen van de bomen, van de teeltmethoden en van de bedreigingen waarmee de bomen te maken krijgen, evenals het opzetten van samenwerkingsverbanden met de landbouwers  — omdat schenkers zich vaak tot sneller groeiende gewassen aangetrokken voelen.

“Bomen nemen hun tijd… om te groeien. Maar dan zijn ze er voor heel, heel lang,” zegt ze.

Rachel Cernansky is een freelance journalist. Ze schrijft over het milieu met een focus op vooral water, steenkoolas en duurzame landbouw en eveneens over immigratie en mensenhandel voor verscheidene publicaties, waaronder de New York Times, National Geographic News, Grist en Smithsonian.com. Afkomstig uit New York woont ze momenteel in Denver. Haar Twitteraccount is @rachelcernansky.

Start een discussie

Auteurs graag inloggen »

Regels

  • Alle reacties worden beoordeeld door een moderator. Verzend je reactie maar één keer, anders kan deze als spam worden gemarkeerd.
  • Wees respectvol tegen elkaar. Reacties met hatelijke opmerkingen, obsceniteiten en persoonlijke aanvallen worden niet goedgekeurd.