Dit artikel, geschreven door Mustafa Darweesh Abu Batnain, werd oorspronkelijk gepubliceerd op 6 januari 2024 door We Are Not Numbers. De precieze locaties van de wijken die in het artikel worden genoemd zijn uit veiligheidsmotieven weggelaten. De belangrijkste plek bevindt zich echter in de stad Khan Younis, die getroffen is door onafgebroken bombardementen die meer dan een week duurden. Het verhaal is niet geredigeerd, omdat we er niet in zijn geslaagd om in contact te komen met de schrijver ter goedkeuring van eventuele correcties. Het artikel wordt hier gepubliceerd als onderdeel van een overeenkomst om inhoud te delen.
Binnen een week na de bombardementen op Gaza werd ik voor het eerst gedwongen om mijn huis in Khan Younis te verlaten. Ik ging naar het huis van mijn vriend waar ik een maand ben gebleven. Tijdens mijn verblijf opperde hij het idee om voedsel te distribueren aan evacuees en mensen die geen vast inkomen meer hadden. Hij stelde voor om het voorbeeld van vorige oorlogen [en] na te volgen, toen ik als vrijwilliger ontheemden, gewonden en vluchtelingen had geholpen. Met zijn drieën, waaronder de schoonvader van mijn vriend, bespraken we hoe we de evacuees hulp konden bieden.
We besloten om geld in te zamelen bij welgestelde buren en donaties te vragen van iedereen die ons zou kunnen helpen met het bereiden van maaltijden. De schoonvader van mijn vriend is kok en beschikt over veel keukengerei. Ikzelf ben geen kok; het is mijn taak om alles te organiseren. We kochten hout om een kookvuurtje te maken. Ook kochten we rijst, saus, kruiden, zout en alles wat we verder nog nodig hadden. De eerste dag wilden we een stoofpot bereiden. We gingen langs bij de huizen waar de evacuees verbleven en vertelden hen dat ze ‘s middags met hun pannen bij ons moesten komen voor een gratis maaltijd.
De eerste dag ging het goed. We konden aan ongeveer twintig gezinnen een maaltijd uitdelen. Maar doordat het aantal ontheemden toenam [en], was het niet genoeg. De tweede dag lukte het ons om meer maaltijden te bereiden, maar hadden we ook een geldprobleem. Het ontbrak ons aan voldoende financiële middelen om met ons werk door te gaan. Dankzij mijn ervaring met vrijwilligerswerk ken ik sponsoren in binnen- en buitenland. Ik stelde voor om foto's te sturen naar sponsoren in de hoop dat ze ons zouden helpen met de voedseldistributie aan ontheemden. Het idee werd goed ontvangen en er werd geld gedoneerd. Ook mensen uit de buurt kwamen langs om ons zo goed als mogelijk te helpen. Ook zij gaven geld en hielpen mee. In het begin van de oorlog waren de meeste levensmiddelen nog verkrijgbaar. We kochten bonen, rijst, ingevroren doperwten, okra, aubergines en pompoenen.
We hebben vijfentwintig dagen aaneen gewerkt. Toen werd het gebied waar we werkten te gevaarlijk. We moesten vluchten en stopten met het bereiden en uitdelen van gratis maaltijden. Ik vertrok naar de wijk waar mijn familie woont en bleef er twee dagen. Vlakbij het familiehuis vond echter een bombardement plaats, en dus vertrok ik opnieuw, terug naar de plek waar ik was begonnen.
Op een dag ontmoette ik een vriend die bij een vrijwilligersorganisatie werkt. Ik vertelde hem over de voedseldistributie en liet hem wat foto's en een video zien. Hij moedigde ons aan om het project te hervatten en beloofde financiële steun van zijn organisatie. Daardoor hebben we keukengerei en andere benodigdheden kunnen kopen en zijn we in mijn buurt opnieuw gestart. Mijn vriend doet de boodschappen op de markt.
Met het voortduren van de oorlog is het echter moeilijk om groenten en peulvruchten te kopen. Op de markt worden levensmiddelen steeds schaarser [en] en zijn de prijzen meer dan verdubbeld. We hebben eerst heel veel doperwten gekookt (als we die konden vinden) en aubergines. De vrijwilligersorganisatie die de voedseldistributie steunt brengt ons iedere vrijdag vlees, waarvan we met rijst of soms met jareesh (gemalen tarwe) een stoofpot bereiden. De afgelopen dagen koken we zonder zout, omdat het op de markt niet meer te krijgen is.
Water om maaltijden te bereiden, moeten we kopen. Maar het is heel schaars en dus erg duur. We kopen ook brandhout voor de kookvuurtjes. Sommige mensen verzamelen hout door bomen in kleine stukken te hakken en deze vervolgens te verkopen. Dat lijkt immoreel, maar door het gebrek aan brandstof zit er voor velen niets anders op.
We staan iedere dag op bij zonsopgang om eten klaar te maken en krijgen daarbij hulp van jongeren en zelfs kleine kinderen uit de buurt. Zij maken het vuur aan, schillen uien, vullen pannen met water en helpen ons met schoonmaken. We vullen acht grote pannen. Het aantal mensen dat voor de gratis maaltijdverstrekking komt groeit met de dag. De mensen komen heel vroeg en wachten urenlang terwijl wij het eten klaarmaken. Velen van hen zijn kinderen. Onder het wachten speel ik met ze en organiseer wedstrijdjes. Dat motiveert ze en geeft psychologische ondersteuning.
Dan zet ik de kinderen, en alle anderen, in een rij. Soms wordt er tijdens het uitdelen van de gratis maaltijden geduwd en getrokken. Helaas is er niet altijd genoeg eten, ook al hebben we nu de capaciteit om dagelijks ongeveer 200 gezinnen een gratis maaltijd aan te bieden.
Ik houd van vrijwilligerswerk en tover graag een glimlach op een gezicht, vooral op die van kinderen. Dit werk geeft me voldoening en maakt me gelukkig. Wat je zaait, zul je oogsten. Dat is mijn overtuiging. Iedereen heeft iemand nodig die zich over hem ontfermt en de noodzakelijke levensbehoeften vervult. Er komt een dag waarop ook ik iemand nodig heb die zich over mij ontfermt.