Silicon Valley technologiereuzen reppen zich om Afrika's internetinfrastructuur te bouwen. Moet Afrika zich zorgen maken?

Jeugd-technologietraining in de Masiphumelele Bibliotheek in Zuid-Afrika, 8 april 2013. Foto door Beyond Access via Flickr/CC BY-SA 2.0.

Sinds de 90er jaren werden locale en internationale inspanningen geleverd door regeringen, telecommunicatiebedrijven en ontwikkelingsorganisaties in Afrika om de infrastructuurnetwerken van het internet te verbeteren.

Toch heeft Afrika nog steeds de laagste internetpenetratiegraad, minder dan 40 procent, in vergelijking met het weldwijde globale gemiddelde van 58 procent [en – alle links]. Slechts zeven Afrikaanse landen verschijnen in de 2019 Networked Readiness Index top 100 ranglijst – geen daarvan in de top 70.

Nu nemen techologiegiganten zoals Google en Facebook, met thuisbasis in het Californische Silicon Valley in de Verenigde Staten, de leiding om te investeren in internetinfrastructuur in Afrika. Welk belang hebben zij erbij om het voortouw te nemen in de digitale toekomst van Afrika?

Vóór deze techreuzen op het toneel verschenen zouden andere internetinfrastructuurprojecten, geïmplementeerd in Afrika, de internetconnectiviteit uitbouwen. Voorbeelden hiervan zijn de Afrikaanse Unie (AU) met het e-Africa program, het agentschap van de Verenigde Staten “United States Agency for International Development (USAID)” met het Leland project waarin 15 miljoen dollar geïnvesteerd werd, de Afrikaanse Ontwikkelingsbank die de oprichting van het East Africa Submarine Cable System ondersteunde en de Wereldbank die ongeveer 424 miljoen dollar besteedde.

Alle projecten hadden het gezamelijke doel om een internet-infrastructuur uit te bouwen om alle Afrikaanse landen met elkaar te verbinden, en met de rest van de wereld, via bestaande en geplande onderzeese en terrestrische kabelnetwerken.

Afrika kent de snelste groei ter wereld in penetratiegraad van mobiele telefoons, wat het land commercieel aantrekkelijk maakt voor globale technologiebedrijven zoals Google en Facebook.

Silicon Valley technologiebedrijven nemen het voortouw in Afrika

In de loop der jaren werd de uitbreiding van de internetinfrastructuur aangedreven door de privé-sector – meestal telecommunicatie – maar de laatste jaren zijn het de technologiebedrijven van Silicon Valley met miljardenomzet die de expansie domineren.

Google is het eerste technologiebedrijf – en niet telecommunicatie – dat niet alleen investeert in een hoge-frequentie onderzees kabelsysteem, maar ook in een privé-intercontinentale kabel.

In 2011 startte Google een intern project, CSquared, om grootstedelijke glasvezelnetwerken uit te bouwen, geleased door mobiele netwerkexploitanten en internetaanbieders (Internet Service Providers – ISPs) volgens groothandelsmodel.

Het project – nu een onafhankelijk en commercieel bedrijf – werkt samen met Mitsui & Co. (Japan), Convergence Partners (Zuid-Afrika) en de International Finance Corporation (IFC, World Bank Group), met een geconsolideerd fonds van 100 miljoen dollar, om te investeren in breedband-internetinfrastructuur in Afrika.

Het technologiebedrijf is nu eigenaar van en exploiteert meer dan 890 kilometer grootstedelijke glasvezel in Kampale en Entebbe in Uganda, meer dan 1070 kilometer glasvezel in drie steden in Ghana, en 180 kilometer in Monrovia, Liberia.

Google exploiteert ook eigen private internetinfrastructuurprojecten in Afrika, zoals Project Loon, momenteel operationeel in Kenia, en Equiano (vernoemd naar de Nigeriaanse schrijver en voormalige slaaf Olaudah Equiano) – een onderzeese glasvezelinternet-infrastructuur die na voltooiing in 2021 Afrika met Europa zal verbinden.

Het is duidelijk dat Google de leiding wil nemen in investering in infrastructuur in Afrika, maar ook Facebook blijkt een sterke concurrent te zijn, ondanks mislukte pogingen om zonne-energie internetdrones te gebruiken om internettoegang te voorzien.

Facebook probeerde alternatieve opties om Afrikanen met het internet te verbinden via zijn Freebasics applicatie, waarbij het bedrijf samenwerkte met telecom-aanbieders in ontwikkelingslanden om gebruikers toegang te verlenen tot een aantal voorgeselecteerde sites, waaronder Facebook, zonder extra data te verbruiken. Freebasics werd echter verboden in Indië en zwaar bekritiseerd door maatschappelijke organisaties, waaronder Global Voices, omdat het een medium is om gebruikersdata te verzamelen en niet echt de “niet-verbondenen” te verbinden met het internet.

In het verleden concentreerde Facebook zich voornamelijk op het gebruik van bestaande internetinfrastructuren in geavanceerde economieën, eerder dan te investeren in nieuwe ontwikkelingen. Facebook werkte bijvoorbeeld samen met Internet Society om internet te voorzien op het platteland in Afrika door Internet Exchange Points (IXPs) te gebruiken – een toegangspunt waar verschillende locale en internationale netwerken, ISPs, en content providers hun netwerken onderling verbinden in plaats van via netwerken van derde partijen.

Het bedrijf implementeerde ook zijn Express Wifi project in Afrika, waar het een uitgebreid wifi-platform aanbiedt dat partners (telecommunicatiebedrijven) kunnen gebruiken om hun wifi-aanbod aan plaatselijke gemeenschappen beter te beheren en uit te breiden.

In 2013 legde Mark Zuckerberg uit in een essay waarom het economisch niet rendabel is om te investeren in de uitbouw van internetinfrastructuur in ontwikkelingslanden om internet aan te bieden:

Although the cost of building and maintaining networks made it prohibitively expensive to provide full internet access to everyone in the world, a focused effort on reducing the cost of delivering data and building more efficient apps would make it economically feasible to provide a set of basic online services for free to those who could not afford them.

Hoewel aanleg en onderhoud van netwerken te duur zijn om volledige internettoegang te voorzien voor de hele wereld, zou een gerichte inspanning voor reducering van de leveringskosten van data en het ontwikkelen van meer efficiënte apps het economisch mogelijk maken om een set van basis-onlinediensten gratis te voorzien voor diegenen die er niet kunnen voor betalen.

Toch heeft Facebook nu meerdere miljoenen dollar vrijgemaakt om een internetinfrastructuur uit te bouwen in ontwikkelingslanden – waaronder ook Afrika. Zuckerberg heeft begrepen dat, om Google in deze race te verslaan, Facebook de rol van een topsporter moet spelen.

Vorig jaar ging Facebook een samenwerking aan met Main One om een 750 kilometer lange terrestrische open-access glasvezel- internetinfrastructuur uit te bouwen, werkte samen met Airtel om een 800 kilometer lang glasvezelnet aan te leggen in Uganda, en een glasvezelverbinding van 100 kilometer in Zuid-Afrika.

Op 13 mei kondigde Facebook 2Africa aan – één van zijn grootste investeringsprojecten in internetinfrastructuur in Afrika tot nu toe. Het project beoogt de uitbouw van het met zekerheid grootste onderzees internet-glasvezelkabelnetwerk om internettoegang te bieden aan Afrika en het Midden-Oosten. Het is een samenwerking tussen Facebook, China Mobile International, MTN GlobalConnect (een tak van de Zuid-Afrikaanse MTN groep), de Franse multinationale telecommunicatiecorporatie Orange, het in Saoedie-Arabië gebaseerde telecombedrijf STC, Telecom Egypte, het Britse multinationale telecommunicatiebedrijf Vodafone, en de West-Indische Ocean Cable Company. Samen zullen ze 37.000 km lange kabels leggen die Europa (oostwaarts via Egypte), het Midden-Oosten (via Saoedie-Arabië), en 21 toegangspunten in 16 landen in Afrika onderling met elkaar verbinden.

Het project wordt naar verwachting voltooid in 2023-2024.

Welk belang hebben techno-giganten erbij?

Wie anders dan deze technologiereuzen kunnen een snelle internettoegang verzorgen voor Afrika zonder uitstel?

Maar zij besteden geen miljoenen zonder iets terug te verwachten.

Een auteur van Quartz, Yomi Kazeem, belicht het duidelijke winstmotief van de technologiebedrijven. “De tientallen miljoenen mensen die online zullen gaan vertegenwoordigen ook een grotere doelgroep voor hun steeds groeiende aanbod van produkten en advertentiediensten”, schrijft hij.

Bovendien daalt het aantal mensen dat nog niet verbonden is met het internet in Europa en Amerika, en staan de technologiebedrijven klaar om andere opkomende en lagere inkomensmarkten aan te boren om hun inkomsten en marktaandeel uit te breiden.

Zo wonen meer dan 70% van de 2.3 miljard maandelijks actieve Facebook-gebruikers in Afrika en Azië, terwijl Google een aandeel heeft van meer dan 90% in de markt van zoekmachines in Afrika. In Kenya wordt meer dan de helft van het mobiele telefoonverkeer gestuurd door applicaties van Facebook en Google.

De twee bedrijven halen het grootste deel van hun inkomsten uit advertenties (die 98 % van de inkomsten van Facebook, en 85 % van Google) – hun rentabiliteit hangt af van het stijgende aantal gebruikers, of de inkomsten die daardoor gegenereerd worden.

Moet Afrika zich zorgen maken? Ja

In Afrika, waar ongeveer 33 landen geen gegevensbeschermingswetten hebben, betekent een over-afhankelijkheid van globale technologiebedrijven die internet verzorgen een grote uitdaging.

Beleidsverantwoordelijken hebben tot nu toe bijzonder weinig gedaan om de bedrijven te benaderen en de discussie aan te gaan over deze vraagstukken.

Daarom is Afrika vatbaar voor mis- en desinformatie op grote schaal, marktmonopolisering, exploitatie en misbruik van persoonlijke gegevens. Een voorbeeld daarvan is het Facebook-Cambridge Analytica-schandaal.

De Pathways for Prosperity Commission wijst er terecht op dat in ontwikkelingslanden “digitaal design en gebruik bijna compleet afwezig zijn in de discussies over beleid in ontwikkelingslanden. De potentiële regelgeving van regeringen draait meestal om het beheren van de telecommunicatiemarkt, controle van de internetverbinding met de buitenwereld en sturing van het eco-systeem van nationale digitale aanbiedingen”.

De houding van Facebook in antwoord op misbruik en gewelddadige inhoud die op hun platform gedeeld wordt, is erg laks. Alhoewel het bedrijf gewaarschuwd werd, doet het er weinig aan om die problemen aan te pakken, zoals recent bleek bij de tweet van de president van de V.S., Donald Trump, over het  #BlackLivesMatter protest in de Verenigde Staten. Terwijl Twitter de tweet publiekelijk signaleerde als schending van hun regels, deed Facebook niets. Zuckerberg verklaarde:

 

I just believe strongly that Facebook shouldn’t be the arbiter of truth of everything that people say online. Private companies probably shouldn’t be, especially these platform companies, shouldn’t be in the position of doing that.

Ik ben ervan overtuigd dat Facebook geen scheidsrechter mag zijn over waarheid van alles wat mensen online zeggen. Privé-bedrijven moeten dat niet doen, vooral deze platform-bedrijven moeten niet in staat gesteld worden dit te doen.

Moeten regeringen de leiding nemen – of de discussie aangaan met tech-bedrijven?

Regeringen in ontwikkelingslanden schijnen internettoegang in hun beleid geen voorrang te geven. Idealiter zouden regeringen kunnen onderhandelen met tech-bedrijven, maar zo lang er geen raamwerk is om de conversatie aan te gaan, zijn beoogde digitale richtlijnen of wetten niet realistisch.

In een rapport van 2019, gepubliceerd door het centrum voor globale ontwikkeling (Center for Global Development) waarschuwen de auteurs:

Developing such a framework will not be easy, however, as it will require finding ways to (1) estimate the worth of disparate pieces of personal data whose value depends on being combined with other data to produce useful information and (2) track the value of data across multiple uses.

Maar een dergelijk raamwerk opzetten zal niet eenvoudig zijn, omdat het inhoudt dat er wegen gevonden moeten worden om (1) de waarde in te schatten van uiteenlopende persoonlijke gegevens, waarvan de  waarde afhangt van de combinatie met andere data om nuttige informatie te verschaffen en (2) de waarde van data voor meerdere toepassingen, vast te leggen.

Afrikaanse regeringen moeten onder ogen zien dat het internet nu een globaal publiek goed is, en een mensenrecht dat enorme sociale en economische voordelen biedt aan de gebruikers. Zonder een omvattend en meer realistisch digitaal regelgevend kader en beleid voor deze technologische bedrijven, kunnen hun digitale platforms onverantwoordelijk gebruikt worden om aan te zetten tot geweld en misbruik in plaats van economische groei en innovatie te bevorderen.

Start een discussie

Auteurs graag inloggen »

Regels

  • Alle reacties worden beoordeeld door een moderator. Verzend je reactie maar één keer, anders kan deze als spam worden gemarkeerd.
  • Wees respectvol tegen elkaar. Reacties met hatelijke opmerkingen, obsceniteiten en persoonlijke aanvallen worden niet goedgekeurd.