Dit artikel werd geschreven door Kevin Carrico, universitair hoofddocent sinologie aan de Monash-universiteit in Melbourne. Het werd op 25 maart gepubliceerd op de Hong Kong Free Press en wordt in het kader van een content-partnerschapsovereenkomst opnieuw gepubliceerd op Global Voices.
Als we iets leren van de wereldwijde verspreiding van COVID-19, dan is het wel het belang van vrijheid van meningsuiting.
Het besluit van de Chinese Communistische Partij (CCP) om discussie over de opkomende ziekte stil te houden en artsen die aan de bel trokken te berispen, creëerde voor dit virus de ideale omgeving om zich eerst over Wuhan, vervolgens over China en uiteindelijk over de hele wereld [en – alle links tenzij anders aangegeven] te verspreiden.
Waarom wordt er, terwijl dit virus zich verder verspreidt en er honderdduizenden besmet worden en er tienduizenden dodelijke slachtoffers vallen, in Hongkong druk uitgeoefend om discussie over deze ziekte in de kiem te smoren en worden artsen die alarm slaan over de bron van het virus gestraft?
“… we worden onvermijdelijk geconfronteerd met SARS 3.0″
Op 18 maart publiceerde de Hongkongse krant Ming Pao een opiniestuk met de titel ‘Deze pandemie uit Wuhan, de compleet vergeten lessen van zeventien jaar geleden.’ De auteurs, professor Kwok-Yung Yuen en professor David Lung, zijn ongeëvenaarde specialisten in hun vakgebied. Dr. Yuen is een microbioloog wiens SARS-onderzoeksteam de rol van het coronavirus ontdekte tijdens de SARS-epidemie begin 2003. Dr. Lung is ook microbioloog en heeft onlangs gepubliceerd over detectie van COVID-19 via speekselmonsters.
In hun artikel geven de auteurs allereerst praktisch advies hoe het virus voor het grote publiek kan worden uitgelegd. Ze leggen uit hoe de WHO en het Internationaal Comité voor de Taxonomie van Virussen (ICTV) deze virussen benoemen, waarbij ze erkennen dat een “Wuhan-longontsteking” in gewone spreektaal beter te begrijpen is dan COVID-19 of SARS-CoV-2 en dus niet moet worden veroordeeld.
Yuen en Lung leggen verder uit dat DNA-sequencing heeft aangetoond dat hoefijzervleermuizen [Rhinolophus ferrumequinum] het virus waarschijnlijk bij zich droegen voordat het een tussengastheer bereikte op de vismarkt van Wuhan. Dit gastdier, zeer waarschijnlijk de pangolin, een met uitsterven bedreigd schubdier, fungeerde vervolgens als amplificatie-epicentrum voor de overdracht van dier op mens, waarna het virus muteerde om de overdracht van mens tot mens mogelijk te maken.
Vervolgens wijzen de auteurs erop dat de complottheorie van de Chinese overheid, die de Verenigde Staten aanwijst als haard van het virus, volledig ongegrond is. De echte bron van dit virus is China's handel in wilde dieren, waaraan de CCP al zeventien jaar geen halt aan heeft weten te roepen, nadat het SARS-virus van civetkatten werd overgedragen op de mens. ‘Als deze handel zich voortzet’, zeggen de auteurs, ‘zullen we over een tiental jaren onvermijdelijk geconfronteerd worden met SARS 3.0.’
Een openhartige discussie over de bron van dit virus en de noodzaak om een nieuwe pandemie te voorkomen, geschreven door twee experts op het gebied van de microbiologie die in de frontlinie hebben gestaan in het onderzoek en de bestrijding van zowel SARS als COVID-19. Het lijkt precies het soort opiniestuk te zijn dat we op dit moment nodig hebben.
Maar het artikel van Yuen en Lung veroorzaakte een storm van woedende reacties op de Chinese sociale media. Binnen een dag hadden de auteurs hun opiniestuk publiekelijk ingetrokken. Yuen en Lung legden niet uit wat hen tot dit besluit heeft gedreven, maar iedereen die de toenemende kwetsbaarheid van academische vrijheden in Hong Kong ter harte neemt, zou zich ernstig zorgen moeten maken over deze ontwikkeling.
Het meest controversieel is het derde deel van het artikel van Yuen en Lung waarin wordt gesproken over de Chinese handel in wilde dieren. De auteurs schrijven: ‘Het Wuhan coronavirus is een product van de slechte cultuur van Chinezen die meedogenloos vrij wild vangen en opeten, inhumaan met dieren omspringen, geen respect tonen voor leven en tot op de dag van vandaag vlees van vrij wild eten om hun verlangens te bevredigen. Deze diepgewortelde, slechte gewoonten van Chinezen zijn de bron van dit virus. Als hierin geen verandering komt, zullen we over een tiental jaren onvermijdelijk geconfronteerd worden met SARS 3.0.’
Natuurlijk zou het niet eerlijk zijn om alle Chinese burgers te stigmatiseren vanwege de Chinese wet markets [voornamelijk Aziatische, volksmarkten of markthallen, waar vers vlees, vis, groenten en fruit en andere verse producten worden verkocht].
Zoals het natuurlijk ook niet eerlijk zou zijn om de hele Chinese cultuur aan de kaak te stellen vanwege de handel in wilde dieren. Maar dat is ook niet wat Lung en Yuen deden.
De wet market van Wuhan en de Chinese handel in wilde dieren
Het is niet alleen geoorloofd, maar ook noodzakelijk, om de handel in wilde dieren en de wet markets in China aan te wijzen als oorzaak voor twee ernstige ziektes (SARS en COVID-19) die nu wereldwijd al tienduizenden slachtoffers hebben geëist.
Het is niet alleen geoorloofd, maar ook noodzakelijk om onwetenschappelijke praktijken in de traditionele Chinese geneeskunst te stigmatiseren, waarin het consumeren van civetkatten wordt aangeprezen voor het voeden van jouw qi (levenskracht of spirituele energie) of het eten van schubben van de pangolin om mannelijke impotentie te behandelen. Het is belangrijk op te merken dat deze praktijken niet de hele Chinese culinaire of medicinale cultuur vertegenwoordigen, maar er wel degelijk deel van uitmaken en dat ze ter discussie moeten worden gesteld omwille van de wereldwijde gezondheid.
Het is niet alleen geoorloofd, maar ook noodzakelijk, om de politieke cultuur te stigmatiseren die ervoor heeft gezorgd dat deze handel in wilde dieren kon doorgaan, ondanks duidelijk bewijs van de risico's die hiermee gemoeid zijn. De CCP oefent een extensieve monitoring en controle uit over veel aspecten van het leven in China, tot het punt dat het burgers kan opsluiten voor het maken van willekeurige opmerkingen in privé-chats. Ondanks deze macht en controle, heeft de CCP er voor gekozen om sinds SARS-uitbraak van 2002-2004 bijna decennialang niet anticiperend op te treden tegen de handel in wilde dieren, waardoor de opkomst van COVID-19 gemakkelijker werd.
Ook is het geoorloofd en inderdaad noodzakelijk, om de politieke cultuur van geheimhouding en onderdrukking van “slecht nieuws”, waardoor de verspreiding van zowel SARS als COVID-19 mogelijk werd, te stigmatiseren. Het besluit om dr. Li Wenliang te berispen voor zijn opmerkingen over COVID-19 in een privé-chat tussen artsen, toont zowel de reikwijdte aan van het optreden van de partijstaat als het afschuwelijke misbruik van deze reikwijdte.
Hoewel deze trends natuurlijk niet representatief zijn voor de hele Chinese cultuur, zijn ze toch ware componenten van de politieke cultuur in de Volksrepubliek China van vandaag, die, anders dan het verdonkeremanen van de virussen door de CCP, niet simpelweg kunnen worden ontkend.
Academische vrijheid in het geding
Als dit verhaal was geëindigd met de terugtrekking van het artikel van Lung en Yuen, zou deze affaire slechts het zoveelste trieste voorbeeld zijn geweest van orthodoxe CCP-methoden om academische vrijheden in Hongkong onder druk te zetten. Op 20 maart publiceerde prof. Jon Solomon van de Universiteit Jean Moulin in Lyon (Frankrijk) een petitie op Change.org gericht aan Zhang Xiang, de huidige vice-kanselier en president van de Universiteit van Hongkong, waarin druk wordt uitgeoefend op Zhang Xiang om professor en microbioloog Kwok-yung Yuen te ontslaan. Hier is een tegen-petitie.
In zijn petitie verklaart Solomon dat het artikel van Yuen en Lung “het vocabulaire van historisch racisme doet herleven” en “grote schade heeft aangericht aan zowel de Universiteit van Hongkong als aan de stad Hong Kong en de internationale burgermaatschappij.” Solomon vraagt Zhang om zich publiekelijk te verantwoorden over de steun die de universiteit aan professor Yuen heeft verleend. Solomon vraagt om de instelling van een panel die de “levende geschiedenis van koloniaal racisme” aan de Universiteit van Hongkong gaat onderzoeken en “in afwachting van verder onderzoek, de aanstelling van professor Yuen te heroverwegen.”
In Solomons merkwaardig enthousiasme om de aandacht te vestigen op koloniale erfenissen van de Universiteit van Hongkong, erfenissen waarvan we ons allemaal bewust zijn, negeert hij twee veel relevantere erfenissen.
De eerste is de erfenis van kritisch intellectueel werk dat zich – ondanks een parallelle erfenis van repressie – uitstrekt van de allereerste politieke geschriften in China tot op heden. Terwijl Solomon zichzelf ongetwijfeld ziet als een moedig bestrijder van oriëntalisme, is het in feite vreemd oriëntaliserend om er vanuit te gaan dat een kritische discussie over culturele praktijken geworteld is in “koloniaal racisme” – alsof mensen in China simpelweg een paar duizend jaar het potentieel voor kritisch denken niet herkennen en al zou sindsdien iedere kritische discussie over cultuur een vorm van “koloniaal racisme” moeten zijn.
Dit spook van de koloniserende blanke duivel die de cultuurkritiek achtervolgt, vervult echter een cruciale rol in dit narratief, door Solomon als witte redder ten tonele te voeren. Toch moeten we ons afvragen waarvan Solomon het Chinese volk precies redt. Een artikel waarin mensen werd opgeroepen om eerlijk en open te zijn over de bron van het virus? Is, honderd jaar na de 4 Mei-beweging [nl] een kritische discussie over het eten van pangolin nu verboden?
De tweede erfenis die Solomon negeert – maar ironisch genoeg ook mogelijk maakt – is het evident toenemend gebruik van politieke correctheid om zijn eigen politieke regressie te beschermen. Met zijn kenmerkend essentialisme zet de CCP opnieuw waakzaamheid in tegen het stigmatiseren van mensen als bescherming tegen de dringend noodzakelijke stigmatisering van gevaarlijke praktijken en politieke geheimhouding. Het prijzenswaardige ideaal om mensen te beschermen tegen stigmatisering dient vervolgens ironisch genoeg om de bevoegdheden en praktijken die het Chinese volk en de hele wereld in het grootste gevaar brengen tegen kritiek te beschermen.
Als Solomon het niet eens zou zijn met het artikel van Yuen en Lung, dan is er geen reden waarom hij zelf geen artikel in de Hongkongse krant Ming Pao kon publiceren om zijn beweegredenen uit te leggen en zijn visie op het ontstaan van COVID-19 te geven. Om daarentegen publiekelijk de vice-kanselier van de universiteit aan te schrijven en een “verklaring” en “heroverweging van zijn aanstelling” te eisen, is een evidente bedreiging van de academische vrijheid – vergelijkbaar met de groepen die herhaaldelijk voor de Universiteit van Hong Kong hebben gedemonstreerd om het ontslag te eisen van rechtsgeleerde en hoofddocent Benny Tai, een sleutelfiguur van de pro-democratische protesten in 2014.
Welk voordeel zou het voor Hongkong hebben als professor Yuen zou worden berispt voor zijn overwegingen? De wereld zou daadwerkelijk gevaar lopen als de specialisten van het coronavirusonderzoek niet vrijuit zouden durven spreken.
Een dergelijke onderdrukking van academische vrijheid zou in iedere context moeten worden veroordeeld. In de context van het huidige Hongkong, waar zowel de academische vrijheid als de vrijheid van meningsuiting toenemend bedreigd wordt door een partijstaat die dezelfde lijn volgt als die van Solomon, verdient dit soort onderdrukking een dubbele afkeuring. Dit is het soort onderdrukking van het vrije woord die ons al twee keer in problemen heeft gebracht, en waarschijnlijk opnieuw in problemen zal brengen. Deze fout herhalen is ronduit gevaarlijk.