“Weet de wereld dat wij bestaan?” De getuigenis van een Syrische verpleegster uit een belegerd Oost-Ghouta

Kinderen in Harasta, Oost-Ghouta, schuilen tijdens een bombardement. Foto Mohammed Rabee voor het Damascus Media Center, toestemming voor publicatie.

Het volgende verslag is een getuigenis door Bereen Hassoun, een moeder en verpleegster in de belegerde stad Harasta in het Syrische district Oost-Ghouta, waar het Syrische regime en haar bondgenoten ononderbroken sinds eind 2013 hevige bombardementen hebben uitgevoerd.

Meer dan 120 mensen kwamen tussen 6 en 8 februari 2018 om het leven en op 19 februari vonden meer dan 110 mensen in één dag de dood. Volgens sommige schattingen werden de afgelopen drie maanden nabij de 1000 inwoners gedood. Van de voor de bewoners zo belangrijke infrastructuur is bijna niets meer over, waaronder vier ziekenhuizen die op 19 februari werden gebombardeerd. 

 Kareem Shaheen van de krant The Guardian had een gesprek met een arts uit Oost-Ghouta. Hij vertelde: “We hebben te maken met de grootste moordpartij van de eenentwintigste eeuw sinds de massamoorden in de negentiger en tachtiger jaren in Srebrenica, Halabja en Shatila.” 

De volgende getuigenis door Bereen Hassoun is in februari 2018 door Global Voices’ Marcell Shehwaro opgetekend en naar het Engels vertaald.

Vorige maand, januari 2018, werden de bombardementen heviger en ging ik met mijn familie naar een ondergrondse schuilplaats in Harasta. Dat was een open kelder zonder vertrekken. Daar hadden we met 170 vrouwen en kinderen onze toevlucht genomen, bang en hongerig.

Door de hevige bombardementen waren de ramen gesprongen. We voelden de kou tot diep in onze botten en wat we ook probeerden, we werden niet warm. De kou werd een deel van ons leven. Zelfs met vijf truien en drie broeken over elkaar en samen met mijn zoontje onder de dekens werd ik nog niet warm.  Mijn zoontje Husam van drie jaar fluisterde steeds  in mijn oor: “Ik heb het zo koud, ik heb het zo koud.” Mijn hart brak.

Het water was vervuild en ik had geen luiers voor mijn zoontje. Ze kosten 300 Syrische Ponden (ca. € 0,47) per stuk. Daarom moest ik het doen met een doek met hierover een plastic tas , waarin ik vroeger een brood van 800 Syrische Ponden (ca. € 1,26) bewaarde. Er was nauwelijks genoeg water om de luiers uit te wassen. We wasten ze op dezelfde plaats waar we ook afwasten, onze handen wasten en drinkwater uit de kraan haalden. Onze kinderen kampten met astma en ooginfecties. Een ziek kind betekende dat alle kinderen ziek werden. Dit was ons ‘normale leven’ tijdens de belegering, maar de bombardementen waren nog verschrikkelijker.

Ik woonde in het medische district  “Al Tibbiya”, in de buurt van het veldhospitaal dat daarom een doelwit was. Ik werkte er als verpleegster, samen met mijn man die arts was. De schuilkelder was vlakbij. Soms moesten we de lichter gewonde patiënten van het veldhospitaal naar de kelder verplaatsen wanneer het ziekenhuis overvol dreigde te raken met slachtoffers. Dan moesten we de gewonde kinderen in het bijzijn van onze eigen kinderen behandelen. Eigenlijk zou dit niet mogen, maar we hadden geen andere keus.

Welke ervaringen heb je als moeder wanneer je dagelijks in angst moet leven? Steeds die terugkerende angst dat er misschien iets met je kind of man kan gebeuren. Of angst dat je kinderen wees worden als er iets met je gebeurt? Hoe beleef je het als moeder wanneer je zoon elke dag vraagt: “Sterven we vandaag? Waarom bombarderen ze ons?” Vind je dat je als moeder tekort komt als je voor je zoon niet iets lekkers kunt kopen of je kind zelfs sommige basisbehoeften moet ontzeggen, omdat ze te duur of zelfs niet meer te krijgen zijn door de belegering? Wanneer je op je gemak eet, lijkt het alsof je van iemand steelt. Je eet op je gemak wanneer ze  slapen. Je eet alleen omdat je de honger niet meer kunt verdragen. Hoe kan je leven als je je zoon moet voorliegen door hem wijs te maken dat radijsjes eigenlijk appels zijn?

Ik heb hygiëne altijd erg belangrijk gevonden, maar nu ben ik bang dat mijn zoontje luizen heeft.

Toen wij werden gebombardeerd rende mijn kleine bengel naar mij toe, bang om dood te gaan, terwijl hij voortdurend tot God bad: “Mijn God, bescherm alstublieft mijn vader en mijn moeder. Mijn God, bescherm alstublieft mijn moeder en mijn vader.” Het is een heel vreemde ervaring als je afwisselend speelt, vervolgens in angst leeft, huilt en dan weer gewoon doorgaat met spelen alsof er niets is gebeurd. De kinderen spelen wanneer het rustig is, worden bang als ze vliegtuigen horen naderen, huilen als de bommen vallen en gaan daarna met hun spel door als het weer rustig is.

We konden onze schuilplaats niet verlaten, omdat we niet wisten wanneer het regime Harasta zou bombarderen. De bombardementen waren vreselijk en gingen onophoudelijk door, overdag en s’ nachts. De vrouwen verlieten nooit hun schuilplaats, behalve als ze eten voor hun kinderen moesten klaarmaken. Daarom verloren we Umm Muhammad.

Umm Muhammad was mijn 28-jarige buurvrouw.

Op een dag met zware bombardementen zaten we in de kelder en omarmden onze kinderen. We hielden ze in onze armen en baden tot God om ons te beschermen. De bommenwerper gooide zijn last ergens in de verte af en overal in de kelder zag ik moeders die hun kinderen probeerden te kalmeren, terwijl ze baden en huilden.

Iedereen was bang en wachtte op een mogelijk einde. De eerste aanval trof de verdieping boven ons. Gelukkig verschenen al gauw de Witte Helmen, de Syrische hulpverleningsorganisatie die ons van de ondergang redde.

Omdat er een grote stofwolk hing, waren we onze kinderen uit het oog verloren. Mijn zoontje was de hele dag vlakbij mij, maar nadat na de eerste aanval de rust een beetje was teruggekeerd, begon hij te klagen en te dreinen dat hij met z'n vriendjes wilde spelen. Daarom was hij nergens te vinden toen het tweede bombardement begon.

In paniek ging ik hem tussen de andere kinderen zoeken en gilde: “Hussam, Hussam, Hussam!” Toch  had hij zich al die tijd aan mij vastgeklampt, maar door de paniek herkende ik hem niet. Niet lang daarna vroeg de dokter ons of wij voor een kind konden zorgen, omdat zijn moeder was gedood.

Ik herkende hem meteen. Het was Umm Mohammad’s zoon. Umm Mohammad was mijn buurvrouw die nog geen paar minuten geleden bij ons in de kelder had gezeten. Ze had wat eten in huis en wilde haar hongerige kinderen wat geven. Daarom nam ze ze mee naar de eerste verdieping zodat ze wat te eten hadden. Toen viel de bom die haar doodde.

We huilden om Umm Muhammad en waren doodsbang. Zou ons misschien hetzelfde overkomen en onze kinderen zonder moeder achterblijven?

We zaten met elkaar te ruziën over het gedrag van onze kinderen en het lawaai dat ze maakten. Soms moesten we alles op elkaar afreageren, zoals onze angsten, wanhoop en het gevoel dat we in de kelder zouden stikken. In het begin verbaasde ik me nog over de chaos wanneer er eten naar de kelder werd gebracht. Later reageerde ik precies zo, misschien zelfs nog heftiger, alleen al omdat ik mijn zoontje wilde laten eten.

Een moeder opende een klein, bescheiden winkeltje waar ze snoepgoed verkocht, zodat onze kinderen weer een beetje tot leven kwamen. Ook spraken we als groep met elkaar af dat we dagelijks voor iemand snoepgoed zouden kopen. En als iemand onder ons zou worden gedood, zouden we dezelfde hoeveelheid snoepgoed kopen, als eerbetoon aan de overledenen.

‘s Avonds filosofeerden we soms uren. Meestal zochten we naar antwoorden op vragen zoals: ‘Wanneer en waar zouden we op een dag onze ouders weer terugzien? En zullen ze onze kinderen nog zien? Zullen onze kinderen nog een keer kunnen spelen zoals andere kinderen? Weten zij straks wat bananen zijn?’

Laatst vroeg ik mijn buurvrouw: “Leven we eigenlijk echt? Weet de wereld dat wij bestaan en in deze kelder leven?”

Start een discussie

Auteurs graag inloggen »

Regels

  • Alle reacties worden beoordeeld door een moderator. Verzend je reactie maar één keer, anders kan deze als spam worden gemarkeerd.
  • Wees respectvol tegen elkaar. Reacties met hatelijke opmerkingen, obsceniteiten en persoonlijke aanvallen worden niet goedgekeurd.