Het nieuwe oriëntalisme: Iran als politiek product

"Entrance of a Caravanserai in Isfahan" (1840), by Eugène Flandin. Public domain via Wikimedia Commons.

“Ingang van een karavanserai in Isfahan” (1840), door de Franse oriëntalistische schilder Eugène Flandin. Publieke domein via Wikimedia Commons.

Iran is een populair product. Het wordt verkocht als onbegrepen, mysterieus land of als potentiële markt voor investeerders of bedrijven en gaat vrijwel altijd vergezeld van een narratief waarin Iran wordt gereduceerd tot middel voor een speciaal doel. In historisch perspectief, werd Iran denigrerend afgeschilderd als een antiwesters en desolaat gebied, afgesneden van historische context, geopolitieke betekenis en diversiteit.

“Oriëntalistiek kan worden besproken en geanalyseerd als het gezaghebbend instituut om zich tot de Oriënt te verhouden – het land wordt studieonderwerp; gekoloniseerd en overheerst door opvattingen, interpretaties en beschrijvingen. Kort samengevat is oriëntalistiek een westerse manier om te domineren, herstructureren en macht over de Oriënt uit te oefenen.” – Edward Said, Oriëntalism [Ned. vert.: Oriëntalisten], pag. 3

Dit oriëntalistisch perspectief is echter verschoven. De verwrongen demonisering heeft plaats gemaakt voor een nieuwe, liberale zienswijze waarin Iran rijp is om munt uit te slaan [en]. Als we onze kans maar durven grijpen. In de nieuwe versie blijven de gesimplificeerde tropen en het culturele fetisjisme bestaan, maar moeten we de barbarij van Iran niet ontvluchten, maar de waarheid over Iran ‘onthullen’ via een proces van oriëntalistisch [en] onderzoek en een narratief dat niet afkomstig is van Iraniërs zelf, maar van degenen die er profijt uit kunnen halen.

Iran bekijken door een oriëntalistische bril is niets nieuws. Deze nieuwe vorm van oriëntalistiek heeft echter, ondanks duurzame betrokkenheid met Iran in plaats van oorlog, zijn eigen verontrustende aspecten. Het voorwendsel van liberale verlichting van degenen die een tipje van de sluier van Iran hopen op te lichten, is vele malen verontrustender dan het ronduit racistische discours van het verleden.

“De Oriënt in de oriëntalistiek is, dus, een systeem van representaties, omlijst door een bundeling van krachten die de Oriënt in westerse studies, het westers bewustzijn en later, de westerse wereld bracht […]” – Edward Said, Oriëntalism, pag. 202-3

Edward Said [en] merkte op dat de westerse psyche beter bestudeerd kon worden via een studie oriëntalistiek dan door de studieobjecten die men wilde bestuderen. Ik geloof dat hetzelfde kan worden gezegd over het huidige westerse narratief over Iran.

Een goed voorbeeld van deze nieuwe vorm van fetisjisme is: Iran: Tales from Persia [en – alle links], een rondreis die wordt aangeboden door Times Journeys, de reisbijlage van de New York Times. Voor US$ 7.195 biedt deze rondreis gelegenheid om te reizen met ‘deskundige gidsen die u zullen helpen om de complexe chronologie van het land te ontwarren.’ Als Iran namelijk iets is, dan is het wel ‘ingewikkeld’, mysterieus en complex. En natuurlijk is de New York Times toegerust om het ingewikkelde narratief van dit land te ontrafelen.

De reisbeschrijving vermeldt, vanzelfsprekend, niets over de lange traditie van het Iraanse verzet. Evenmin wordt er gesproken over het huidige repressieve regime of het ondergronds maatschappelijk verzet. Het narratief zou vertroebelen als je Iraanse burgers in dit soort zaken een stem zou geven. In plaats daarvan moeten we ons laten leiden door Iran-deskundigen zoals Roger Cohen die ons in de afgelopen tien jaar heeft getrakteerd op pareltjes zoals deze:

‘Iran… zit vol opstand… maar is ook vol van verlangen. Het grootste deel van de bevolking is jonger dan dertig. Zoals deze soldaten, die dolgraag in contact willen komen met de buitenwereld en, bovenal, met een Amerika dat is verweven met de kracht van de mythe’ (Iran’s Inner America, 11 februari 2009).

Cohen's paternalistisch narratief reduceert Iran tot een kinderachtig cartoon. Iran's voornaamste verlangen is niet vrijheid, onafhankelijkheid of zelfverwerkelijking, maar de wens om een mythisch ‘Amerika’ te zien. Onder toeziend oog van de goedwillende Amerikaanse journalist, zijn Iraanse onderwerpen karikaturen, in eenvoudige termen beschreven en overladen met naïeve ideeën over politiek en de wereld. De aanname in Cohen’s artikelen betekent niet alleen dat men zich stilzwijgend inlaat met een dictatorschap – in het vermeende voordeel van de Verenigde Staten – maar slaat ook alle hoop de bodem in dat Iraniërs succesvolle legitieme en democratische ambities zouden kunnen hebben.

In maart 2009 schreef Cohen dat ‘De presidentsverkiezing in juni… een eerlijke verkiezingscampagne zal zijn in vergelijking met de schertsvertoningen die in veel Arabische staten voor verkiezingen moeten doorgaan.’ In feite verzonken de verkiezingen dat jaar in een moeras van fraude. De wereld zou getuige zijn van de bloedige onderdrukking door het aan de macht zijnde theocratisch regime. Cohen was duidelijk geschokt door die uitkomst, maar voor de Iraniërs die dertig jaar in onderdrukking hadden geleefd, kwam het niet als een verrassing.

In 2016 is Cohen nog niet veranderd. Iran is nog steeds de kip met gouden eieren, klaar om te worden geslacht. Het is interessant om te zien hoe hij Europese banken aanspoort om in Iran te investeren met de potsierlijke opmerking dat dit de Iraanse Revolutionaire Garde zou ondermijnen – die volgens schattingen controle heeft over minstens de helft van de Iraanse economie. In een onhandige zet om internationale banken ervan te overtuigen dat zaken doen met een theocratisch dictatorschap in het belang van iedereen is, sluit hij zich aan bij de Amerikaanse politicus John Kerry. 

Cohen's simplistische steun voor het Iran akkoord staat in schril contrast met het brede spectrum aan meningen van Iraniërs in een ander artikel van de Times. De krant zet echter de opinie van de Iraniërs in slechts een paar woorden neer, met begeleidende foto. Opnieuw, een product.

Deze trend wordt duidelijk door een aantal westerse uitlatingen, in artikelen zoals: “Ik bezocht een geheim illegaal feest in de woestijn van Iran” en “Gingen vrouwen in Iran voor de revolutie werkelijk zo gekleed?” Verhalen over artefacten uit oude tijden met als doel om een vergeten en verboden verleden te onthullen.

Het probleem met het huidige discours over Iran heeft weinig te maken met het feit of wel of geen betrokkenheid het juiste beleid is. Zorgwekkend zijn de verstrekkende generalisaties van westerlingen over de “Iraanse psyche” die zijn afgeleid van culturele tradities of gezegden, of de rechtvaardiging voor mensenrechtenschendingen die daar vaak uit voortvloeien.

“… Oriëntalistiek is, daarom, geen zweverige, Europese fantasie over de Oriënt, maar een concept van theorie en praktijk waarin, voor vele generaties, een aanzienlijke materiële investering is gedaan.” – Edward Said, Oriëntalism, pag. 6

Ik en andere Iraniërs maken ons zorgen over wat we niet zien in deze artikelen en afbeeldingen; zoals de meningen en toekomstverwachtingen van Iraniërs die in Iran wonen. Geen kreten over hun liefde of haat tegen Amerika, hun hidjabs en subversieve kledingstijlen, maar diepgravende artikelen met een coherente representatie. Of alleen feiten, om te beginnen.

Vorig jaar plaatste REUTERS INVESTIGATES een lange artikelenreeks over het zakenimperium ter waarde van 95 miljard dollar van de Hoogste leider van Iran, Ali Hosseini Khamenei, en de onteigeningen van gewone Iraanse burgers met misbruik van overheidsmacht. In het rapport wordt, terloops, vermeld dat dit imperium direct zou profiteren van het opheffen van de sancties – voor personen als Cohen is dit feit dermate gecompliceerd, dat ze het liever uit hun narratief over Iran schrappen, omdat het aanhalen van een oud Iraans spreekwoord interessanter is.

Er was geen gebrek aan ironie in het feit dat de New York Times reizen naar Iran organiseerde, terwijl Iraanse verslaggevers, waaronder Jason Rezaian van de Washington Post, in datzelfde land achter de tralies bleven zitten. De realiteit is dat dergelijke expedities niet mogelijk zouden zijn zonder de zegen van het theocratisch regime. Voor dissidenten en politieke gevangenen of voor de vluchtelingen die in ballingschap leven, zijn de georganiseerde reizen van de Times een klap in het gezicht.

Het feit dat de New York Times de toon aangeeft in het narratief over Iran en tegelijkertijd een slordige US$ 7.000 incasseert voor een pakketreis met ‘schitterende landschappen, kale bergen en plattelandsdorpen’ in het verschiet, is als zout in de wonde wrijven. Het gaat niet zozeer om een belangenconflict of gebrek aan journalistieke integriteit. Maar wanneer jouw land weinig meer is dan een product dat je kunt kopen, verkopen en consumeren, is dit wat je mag verwachten.

Hamid Yazdan Panah is een Iraans-Amerikaanse mensenrechtenactivist en advocaat met als specialisatie immigratie en asielrecht in de Bay Area van San Francisco.

 

Start een discussie

Auteurs graag inloggen »

Regels

  • Alle reacties worden beoordeeld door een moderator. Verzend je reactie maar één keer, anders kan deze als spam worden gemarkeerd.
  • Wees respectvol tegen elkaar. Reacties met hatelijke opmerkingen, obsceniteiten en persoonlijke aanvallen worden niet goedgekeurd.