Servië: “Eén paar schoenen, één leven”

Hoewel er inmiddels 15 jaar zijn verstreken sinds de val van Srebrenica, is generaal Ratko Mladic, stafchef van het leger van de republiek Srpska (het Bosnisch-Servische leger), nog steeds niet gearresteerd. Mladic is door het Joegoslavië-tribunaal in Den Haag [en] beschuldigd van genocide wegens de brute moord op meer dan 8000 moslims in deze Bosnische stad op 11 juli 1995.

Ondanks dat Mladic een paar jaar later in Servië met pensioen ging en in 2003 tijdens een voetbalwedstrijd van het Servische nationale elftal is gezien op de tribune van het Marakana-stadion in Belgrado, beweren de Servische autoriteiten dat ze niet weten of Mladic zich schuilhoudt in Servië. Dit betekent dus dat de autoriteiten en de geheime dienst niet in staat zijn om hun taak uit te voeren of dat ze hem gewoon niet willen vinden en arresteren, want dit zou tot ontevredenheid leiden onder de vele Serviërs die vinden dat Mladic een nationale held is. De officieren en soldaten van Mladic, die het door Nederlandse VN-eenheden beschermde Srebrenica op 11 juli veroverden, scheidden de vrouwen en kinderen van de mannen en doodden vervolgens alle mannen uit de stad en omgeving. De Serviërs die Mladic als held vereren zien dit als een eerlijke wraakactie op de moslims die tienduizenden van hun landgenoten hebben gedood in Bratunac en andere plaatsen in Bosnië tijdens de burgeroorlog en de Tweede Wereldoorlog.

Maar er zijn ook mensen in Servië die vinden dat de zaak Srebrenica de grootste nationale schande in de geschiedenis is. Onder deze mensen zijn intellectuelen, kunstenaars en leden van verschillende burgerbewegingen, zoals Skart (het Uitschot), Centar za kulturnu dekontaminaciju (Centrum voor culturele zuivering) en Zene u crnom (Vrouwen in het Zwart) uit Belgrado. Zij werken samen met moeders uit Srebrenica die tijdens de massamoord hun mannen en zonen zijn verloren.

Dit jaar hielden zij op 7 juli in het centrum van de hoofdstad een bijeenkomst, getiteld “One pair of shoes, one life” [en] (Eén paar schoenen, één leven), waarbij ze 8372 paar schoenen (volgens hen het officiële aantal slachtoffers) hadden verzameld om in Belgrado een monument op te richten voor de slachtoffers van Srebrenica.

Op de website bezimena.org heeft blogger Sonja de verklaring van de organisatoren overgenomen die eind juni, vlak voor de manifestatie, was uitgevaardigd. Dit is een fragment [sr] uit de verklaring:

De Actie is geïnspireerd door een internationaal initiatief waar vrouwen uit Srebrenica een deelnemen. Wij organiseren deze actie, die is aangepast aan onze politieke en ethische context, vanwege hun deelname en vanwege onze wens om hen te steunen. De actie is interactief en gericht op burgers van Servië. Van hen wordt verwacht dat ze op eigen initiatief een permanent monument oprichten, dat hun eigen symbool vormt van verantwoordelijkheid en solidariteit met de slachtoffers […]

[…] We roepen burgers op om schoenen te doneren en hun boodschap erin achter te laten voor de families van de slachtoffers. Vermeld ook uw eigen naam of de naam van degene die de schoen heeft gegeven. De namen van de mensen die schoenen hebben gedoneerd en de boodschappen zullen worden geregistreerd. Het idee is om deze namen op een gedenkplaat te graveren zodra het monument is gebouwd […]

Burgers kunnen schoenen en boodschappen achterlaten op de lange poster [sr] die op de stoep langs de Knez Mihailo-straat ligt. Op de poster staat: “Verantwoordelijkheid en solidariteit – de Vrouwen in het Zwart voor mensenrechten – de Vrouwen in het Zwart tegen oorlog”.

De actie werd bewaakt door speciale eenheden van de politie, omdat de organisatoren waren bedreigd door extreemnationalistische groepen. Op de dag voor het evenement gaf Nasi (de Onzen), een beweging van Servische nationalisten, een officiële verklaring uit waarin ze de mensen cynisch opriepen om naar de Knez Mihailo-straat te komen en vanwege de economische crisis schoenen van de zwarte poster mee te nemen voor eigen gebruik.

Svetlana Slapsak, antropoloog en cultuurtheoreticus, sprak met Radio Free Europe [sr] en zei dat dit soort acties van rechtse groeperingen te verwachten waren en dat daarom elke activiteit die te maken heeft met het confronteren van het verleden belangrijk is, omdat er ontstellend weinig publieke en burgerlijke verantwoordelijkheid is in Servië voor degenen die het meest hebben geleden. Ze vindt dat de autoriteiten ook als moreel verantwoordelijk kunnen worden beschouwd, omdat ze geen vergelijkbare publieke activiteiten organiseren.

Stasa Zajovic, een van de Vrouwen in het Zwart die de actie coördineert, zei [sr]:

Het geven van schoenen is een teken dat de genocide in Srebrenica wordt geaccepteerd als feit en het is een manier om medeleven en solidariteit met de slachtoffers te uiten.

Ze legde ook uit wat de schoenen als symbool betekenen:

Voor mij zijn de schoenen een voetafdruk van de mensen die in Srebrenica zijn achtergebleven en deze voetafdruk is heel belangrijk in mijn leven. De schoenen staan symbool voor de levens die zijn beëindigd en we willen dat elke schoen een eigen plek krijgt, want de mensen die zijn gedood zijn niet alleen maar dode botten. Het zijn mensen waarvan de dromen, de wensen, de liefdes en de zorgen zijn gedood. De schoenen staan ook symbool voor beweging.

Ondanks de aanwezigheid van enkele tientallen leden van nationalistische groeperingen in het centrum van Belgrado op het moment dat de Vrouwen in het Zwart de schoenen verzamelden als menselijke gebaar voor de genocide in Srebrenica, eindigde deze symbolische voorstelling, die vlak voor de officiële herdenkingsceremonie in Potocari werd gehouden, zonder incidenten.

President Boris Tadic woonde de herdenkingsceremonie in Potocari bij

Elk jaar wordt er, ter nagedachtenis aan de meer dan 8000 slachtoffers van de genocide in Srebrenica, een ceremonie gehouden in het herdenkingscentrum in Potocari. Dit jaar woonde Boris Tadic, de president van de republiek Servië, het evenement bij. Volgens de BBC in het Servisch [sr] gaf hij bij deze gelegenheid uiting aan zijn verdriet voor de slachtoffers en voegde hij daaraan toe dat Servië door zal gaan met zoeken naar de daders van oorlogsmisdaden, en dan vooral Ratko Mladic.

Dit is een tragedie voor de Bosniërs, maar ook voor alle mensen die in het voormalig Joegoslavië woonden. Deze pagina in de geschiedenis kan niet worden omgeslagen zolang degenen die verantwoordelijk zijn voor de misdaden nog vrij rondlopen.

Eerder dit jaar nam het parlement van de republiek Servië een verklaring over Srebrenica aan. Het blog Srebrenica Genocide publiceerde de volledige tekst van de verklaring en concludeerde:

…Met deze verklaring erkende Servië officieel dat Serviërs de genocide in Srebrenica in juni 1995 hebben gepleegd…

Hoewel een aantal intellectuelen, advocaten en gewone mensen hadden verwacht dat de verklaring de misdaden in Srebrenica als genocide zou definiëren, gebeurde dit niet. Het is duidelijk dat het sleutelwoord (“genocide”) opzettelijk uit de originele tekst is weggelaten, omdat er, zoals gezegd, veel mensen in Servië zijn die ontkennen dat er in Srebrenica een misdaad is gepleegd en het in plaats daarvan zien als een rechtmatige wraakactie.

Verder ergeren veel mensen uit Servië en uit de republiek Srpska zich aan de Servische autoriteiten, omdat zij nooit de herdenkingsceremonie hebben bijgewoond voor de 3267 Servische slachtoffers die in 1992 en 1993 op wrede wijze werden vermoord in Bratunac.

Anja Vujevic, een journaliste, legde in een artikel [sr] van 8 juli 2010 in het tijdschrift “Pecat’’ uit Belgrado uit waarom de president van de republiek Servië niet naar Bratunac wil komen:

Tadic weet dat er geen vrouwen of kinderen zijn begraven in Potocari, in tegenstelling tot de orthodoxe begraafplaatsen in Bratunac, Srebrenica en Skelani. Dan is het ook begrijpelijk dat hij niet op 12 juli naar Bratunac wil komen. Wat zou hij moeten zeggen tegen Milica Dimitrijevic, wiens zonen, Aleksandar van 5 en Radisav van 10, op 16 januari 1993 in Bratunac werden gedood, door dezelfde mensen met wie hij nog een dag tevoren [in Potocari] had staan praten en aan wie hij zijn excuses had aangeboden? Wat zou hij moeten zeggen tegen Cvetko Ristic, die als dertienjarige jongen al zijn naaste familieleden verloor: zijn vader Novak (42), zijn moeder Ivanka (43), zijn zus Mitra (18) en zijn broer Misa? Of wat zou hij moeten zeggen tegen de kleine Brana Vucetic, die als negenjarige jongen werd overgebracht naar het kamp van Oric en zijn vader, moeder en broer verloor? Hoe zou hij de pijn kunnen verdragen in de ogen van een ongelukkige moeder, van Slavka Matic, die haar dochters Snezana en Gordana begroef in de bloei van hun leven, of van Ivanka Rankic, die zelfs nu nog een foto tegen haar borst drukt van het verbrande lichaam van haar zoon Nenad, of van Marija Jeremic, die nog steeds op zoek is naar de botten van haar zoon Marko, en kaarsen aansteekt voor Radovan, en droomt dat ze Marko naast hem zal begraven? Hoe moet hij Ana Mladenovic aankijken, die zich haar vader Andjelko niet eens kan herinneren, maar al haar hele leven leeft met de wetenschap dat ze zijn hoofd hebben afgehakt en ermee heb gevoetbald? Welke vorm van gerechtigheid zou hij kunnen bieden aan de 76-jarige Dragomir Miladinovic uit het kleine Kravica-dorpje Ježeštica, die al 18 jaar met een pijnlijke wond leeft – zonder zijn zonen Ratko en Djordje?

1 reactie

  • Milos Bojovic

    In heel voormalig Joegoslavië zijn verschrikkingen gepleegd, te beginnen vanaf de oprichting van de SFRJ (Tito’s Joegoslavië). Als ex-Joegoslavië dit alles achter zich wil laten moet men rekenschap afleggen voor de misdaden, maar dan wel van alle kanten.

Discussieer mee

Auteurs graag inloggen »

Regels

  • Alle reacties worden beoordeeld door een moderator. Verzend je reactie maar één keer, anders kan deze als spam worden gemarkeerd.
  • Wees respectvol tegen elkaar. Reacties met hatelijke opmerkingen, obsceniteiten en persoonlijke aanvallen worden niet goedgekeurd.